Wim's Blog

Wim Hofman (Oostkapelle, 2 februari 1941) is een Nederlands schrijver. Na de lagere school ging hij naar het seminarie in Sterksel, omdat hij missionaris wilde worden. Hij begon al vroeg met het schrijven van boeken, en in 1969 werd zijn eerste boek gepubliceerd. Op 2 februari 1970 trouwde hij met Toke Mertens. Hij heeft twee kinderen en woont sinds de jaren 70 in Vlissingen.

vrijdag 3 april 2009

Fles

Ted van Lieshout heeft niet mijn gedicht ZON gekozen, voor in zijn bloemlezing voor de jeugd, maar een lang gedicht over een fles, een schroefoog, een kam, een tandwiel en nog wat voorwerpen. Het gedicht is al een jaar oud, maar het is nog nooit gepubliceerd. Nu komt het dit najaar samen met een groot aantal andere gedichten van verschillende dichters in een publicatie van uitgeverij Querido, Amsterdam.

UIT EEN FLES TREKKEN WIJ EEN LES


Een fles lijkt op een mens:
een hals,
geen hoofd
(of het moet dat kurkje zijn).
Een flinke buik, daar gaat het om,
daar moet wat in.
Wat moet erin?
a. azijn of
b. bier bijvoorbeeld of
c. cola met gin, of
wat je maar wilt:
dropwater desnoods,of
ezelinnenmelk (melk van een ezelin), of
f. een fijne Franse wijn of
g. getsie, terpentijn.
Maar het liefst een briefje
voor mijn liefje.Die is
over zee.Ik mocht niet mee,
nee,ik mocht niet mee.

*
Een lepel is net een hand
waaruit je eet. Eigenlijk
eet je met een handje
in je hand. Een vork
is ook een hand, maar
heeft een tand of vier,
vijf. Een zaag heeft tanden
Een kam heeft tanden.
En een kamwiel heeft tanden.
Maar daar kam je geen haar mee
en met een kam eet je niet.
Vorken en lepels
zijn net handen.

*
Een naald heeft een oog,
daar moet een draadje door.
Een schroefoog draai je ergens in .
Van een schroefoor
heb ik nooit gehoord.
Wel van een kniesoor.
Maar over oren krijgen we
het straks nog, hoor!

Een WC heeft een bril,
maar gelukkig geen oog,
want dan kijkt hij naar mijn bil
misschien.

Een glas heeft soms een voet,
een voet om op te staan,
zoals een vaas of een kan
ook een voet hebben kan
en een oor, o ja, een oor,
daar kom ik nog op terug.

Een schoen heeft een tong,
een hiel, een neus , en dikwijls
een paar oogjes voor een veter.
Op een pudding ligt soms vel
(of slagroom , dat is beter).

Een boek heeft een rug.
Aan een stoel zitten meestal poten.
En ook aan een tafel zitten er aan
Die poten zijn niet om mee te lopen,
maar om stil te blijven staan.

*
Vooruit, nu het oor.
Ik had het je beloofd.
De oor zit aan het hoofd.
Het hoort heel goed te horen.
Het steekt een beetje uit.
Dat doet het niet voor niets.
Het zit daar om het gemakkelijk
vast te kunnen pakken,
zoals een oortje aan een kopje
of aan een mok of aan een koffiepot.
Neem nu een koffiepot.
Die heeft een tuit,
die zit van voor,
daar schenk je uit.
En heeft een oor.
Waar is dat voor?
Juist, om vast te pakken.
Zeg je nee?
Je oren schudden mee.

Een spijker heeft een kop.
Net als jij.
Sla er maar lekker op, ja.
Sla maar lekker met je knokkel.
Geef maar een roffel op je bol.
Als het mooi klinkt
dan is hij hol.
Klinkt hij niet,
dan is hij vol.

Eind van de les
die begon met een fles.

Labels: ,

dinsdag 24 maart 2009

Nolledijk

 
HERINNERING

1
Mijn broertjes en zusjes waren onrustig
een herinnering is als muziek
begint opeens komt uit het niets

ze waren klein konden gemakkelijk onder het prikkeldraad door
ze moesten niet zeuren ik ging hen voor liet zien hoe het moest
maar zij vertikten het om te bukken

eerst haakte Djoeps mutsje vast
blauw gebreid Libellemutsje
ik weet het nog goed hij was vier misschien

een van mijn moeders vrome wensen
gaven hem de vorm maakte van hem een quasi Maria-meisje
daarna raakten Appie’s blonde krullen vast

Kootje kreeg een doorn in de muis van haar hand
en zei: kijk eens kijk eens
ging brullen toen wij keken

ik wist toen nog niet dat de grijze struiken met hun bleekoranje besjes
tot de duindoornfamilie behoorden dat moest ik nog leren
wel dat ze moordlustige puntige doorns hadden

ze staken dwars door je kleren en vel

2
Als je kruipt zie je de kleine dingen
we zagen eindstandige blauwe bloemetjes
en lieflijke geeltjes ook op steeltjes

we wisten toen nog niet dat zij respectievelijk
zandblauwtjes en muizeoortjes genoemd worden
en we bekeken de snuittorretjes

ze hadden het moeilijk in het duinzand
en waren waarschijnlijk schadelijke bladrandkevertjes
en we herkenden ons erin zonder het nog te beseffen

3
dit hier is niet louter herinnering
kan het niet zijn ik ben beducht
één druppel verzinsel

zorgt voor een geheimzinnige kleuring
en de woorden zijn bij voorbaat mallen en rasters
zij vervormen vertolken en stremmen

wat in beginsel vaag en vloeiend is
en bedachtzaamheid en reflectie zijn tegenstrijdig
aan wat zich feitelijk vluchtig afspeelt

en streven naar eenvoud en samenhang
en niet naar oneindige veelzijdigheid
en wensen bij voorkeur geen melismatische losse draden

willen geen water bloed slijm
of een vloeiende substantie maar het liefst
hard korstig eelt en stolsels en wrochtsels

en grammaticaregels
die met gestrengheid de waarheid verdraaien

4
In de zandduinen bij Dishoek stonden twee lichttorentjes
ze staan er nog al hebben ze geen functie meer
verdwenen zijn veel van de betonnen bunkers
ze waren in een harde oorlog ooit hard nodig
dat ze Stützpunkte of Untergruppenkommandostand
Schartenstand für Sturmabwehrgeschutze
mit Verwundetensammelstelle heetten
wisten we toen nog niet
ik kon wel lezen natuurlijk maar de boeken van Hans Sakkers
waren nog niet geschreven
ik zou anders naar de bunker gekeken hebben
die scheef was gezakt in een duinpan
verschillende technische bunkertermen ken ik
nog steeds niet duits is niet mijn fort
is het nooit geweest van mijnheer Tonino
kreeg ik er ooit een twee voor op mijn rapport
ein Tintenfleck auf dem Manuskript
war Goethe ein Greuel
dat was in achtenvijftig
ik verdiep me niet in bunkers en was
er nooit echt in geinteresseerd ook niet als kind
mijn desinteresse verleent mijn herinnering
een speciale tint en vaagheid
de zomer van drieënvijftig

5
de bunker was grijs, zoals de meeste bunkers grijs zijn
Eisenbetonskeletbau de hoeken functioneel afgerond
roestige op regelmatige afstand geplaatste metalen beugels
konden als laddertje dienen en ijzeren haken
waren aangebracht voor camouflagenetten
er was hier hard gevochten dat kon je zien
mit allen Kräften fanatisch
de pantserstalen deur hing half uit zijn hengsels
in een rij kogelgaten zaten lieveheersbeestjes
ze scholen bij elkaar zaten schouder aan schouder

6
De bunker in willen betekende graven
we zijn er zei ik en telde mijn broertjes en zusjes
en gaf ze een tumtummetje uit een bruin builtje

Geertje at daar graag wat zand bij
maar spuugde dat meteen weer uit
met snoepje en al we begonnen te graven

het weghalen van zand ging gemakkelijk
de bovenlaag was warm en los
daaronder was het zand koel en vochtig

de zon scheen, er stond wat wind
toen vond ik iets hards en bolvormigs
ik dacht meteen aan een schedel

maar het was een donkere helm
van de Wehrmacht ik kende het model
in de zijkant het gat van een kogel

toen Loekie de helm zag moest hij plassen
maar dat vond ik niet passend
en misschien zelfs wat onterend

bovendien zat er een gat in de helm
ik zette Loekie in de buurt van de bunkermuur
maar zover kwam hij nog niet

zijn plassertje was warm en de urine verdween
praktisch meteen en dampte wat na in het zand
klaar, zei Loekie ik hielp hem in zijn broekje

7
Ik vond twee stokken en vormde er een kruis van met vliegertouw.
een kruis leek in aanvang op een vlieger
een vlieger kon je zien als een opstijgend kruis
en had te maken met de hemelvaart van de Zaligmaker
en in die tijd geloofde God nog in mij
en in de wind zat nog Zijn geheimzinnige stem
meer stemmen waren er toen
de stem van je Geweten
en je had het hese gefluister van de Duivel een Engel
die zonder pardon uit de Hemel werd gesmeten
en neerstortte als een jachtbommenwerper
hij brandde nog lang na met gemene oranje vlammen
en helse rookwolken

en dan was er de alledaagse wind
die door de duindoornstruiken blies
en misschien wel door het gaatje in de helm

een kogel komt uit het niets
slaat een gat

8
Door het gaatje in de helm
was de kogel gegaan
en zacht fluitend
was daaruit de soldatenziel ontsnapt
ik herinner me dat ik vroeger zo dacht
wat was de ziel haast nihil een zucht
wat lucht dat op het laatste moment
wegliep uit een fietsventiel of uit een gummibal
iets onzichtbaars met een raar geurtje
dat als je stierffffffff
veilig ontkwam en opging in het heelal
puur verzinsel wist ik later

het kruis plantte ik in het zand
erop kwam de helm, maar het kruis zakte scheef
en de helm viel

9
Een man in blauwe overall en met een schop joeg ons weg
wat moettat daar dat is verboden terrein
wat zegt die meneer vroeg Harry
die later zoals hij zelf beweerde op Mister Bean ging lijken
maar toen aan zijn speeltrein dacht
ik zei dat we moesten plassen
doettat maar ergens anders
zei de man hup hup hup hup hup
we moeten nu niet meer zei Loekie
hij was bang er kwamen waterlanders
Lusje en Josje en Geertje begonnen ook te huilen
wegwezen ja zei de man
hij kende het klappen van de zweep
hij had de oorlog gekend dat zag je

mijn fiets stond tegen het prikkeldraad
is dat jouw fiets mooie fiets
ik bond mijn broertjes en zusjes aan het vliegertouw
ze vormden een slordig rijtje
en het touw maakte ik vast aan de pakkendrager
je gaat toch zo zeker niet fietsen jij
de man keek ons na.
ik was blij dat hij daana zelf de andere kant op ging
richting Zoutelande of Biggekerke en zo zag hij niet
dat ik mijn broertjes en zusjes in groepjes
per fiets vervoerde in etapes telkens een paar
de anderen bleven netjes staan bij de struik of paal
waar ik ze aan vastbond met een touw alsof ze geitjes waren
en dan tenslotte als een miniatuur kindslavenkaravaan
tot aan de President Rooseveltlaan

10
daar laat het geheugen mij in de steek
want een geheugen maakt grote stappen
is nu eens hier dan daar
jaagt hup links hup rechts sprinkhanen op
uit het dorre gras van het verleden
verkiest nergens lang te blijven

het was zomer
vierenvijftig misschien

een herinnering
is als muziek
gaat op
in het niets

11
drieënvijftig

moet het zijn
geweest

Labels:

zondag 22 maart 2009

Zon

Ted van Lieshout is dichter en beeldend kunstenaar, hij schrijft over kunst en zet bloemlezingen in elkaar. Nu is hij bezig met een vervolg op het boek "Kwam dat zien! Kwam dat zien!", een bundel met gedichten die vooral bedoeld was voor kinderen. Verschillende dichters droegen eraan bij.
Ik heb nu bijstaand gedicht ingezonden en ik ben benieuwd of het in het boek wordt opgenomen. Hij kampt met het grote aantal dichters die samen ook weer veel gedichten maken. Niet alle gedichten kunnen er in.

Zon

In die tijd kon de zon nog praten,
toen had hij een gezicht,
met ogen en een mond.
’s Morgens ging hij open,
en ’s avonds ging hij dicht.

Roze was hij soms,
bij voorkeur in de winter,
of wit, maar meestal was hij geel.

Kleur mij vandaag maar geel, zei hij
met een knipoog. En met vetkrijt
kleurde ik hem geel.
Ik deed dat met veel plezier
en hij straalde en lachte en glom
breeduit op mijn papier.

Wat viel er eigenlijk te lachen ?
Niet veel, maar
daar gaat het nu niet om.

Labels:

woensdag 18 maart 2009

Poëziekrant

Het eerste nummer van de Poëziekrant van dit jaar bevat behalve een interview van Frank Pollet met de dichter Luuk Gruwez, een essay van Rutger H.Cornets de Groot, over Gerrit Kouwenaar, verschillende recensies en vertalingen ook twee van mijn gedichten, een ervan het hierbij geplaatste Reisnotitie.

Reisnotitie

Ging naar F.
Omdat het daar rustig is.
Omdat daar de straten leeg zijn.
Dat zeiden ze,
en dat was ook zo.
En omdat daar de zon schijnt.
Omdat daar de hemel
de kleur van eenzaamheid heeft.
Omdat je daar zee hebt.
Je hebt er zee en rotsen.
De golven bewegen wel,
maar zij hebben geen last van gevoelens.

Niet omdat zij er was.
Zij was daar
omdat het er rustig was.
Omdat men gezegd had:
daar zijn de straten leeg.
Je hebt er zee en rotsen
en bij laag water een klein strand.
Echt iets voor jou.
Zoiets.

Zij zat in de zon
op het witte zand.
Ze schoof haar rok omhoog
voor de zon.
Niet voor mij.
Ik zag haar daar,
zij zag mij niet,
ze keek niet op.
Ze nam wat zand
en keek hoe het
tussen haar vingers
wegliep.

Rustig is het daar, ja, in F.
Vooral in de nacht
als je uit het raam kijkt.
De maan gaat daar langzaam
over de zee.
Zachtjesaan, bijna
bedachtzaam,

zodat je haar niet vergeet.

Labels: ,

donderdag 5 maart 2009

Oud vissersdorp

Het gedicht  'Oud vissersdorp'  verschijnt over niet al te lange tijd in het literair tijdschrift De Gids. Het Gidsnummer zal bestaan uit de gedichten die werden aangeboden aan Anton Korteweg, die op achttien januari 2009 afscheid nam als directeur van het Letterkundig Museum in Den Haag.


Oud vissersdorp

geen bomen zie je hier een hond weg jij
lage granieten huisjes
de goot komt aan je kin
aan de zuidkant een deur twee raampjes
de luiken grijs geverfd
ze rammelen in de wind
aan de noordkant een blinde muur
met de rug staan ze naar zee
in dor gras een paar palen waaraan ooit de netten hingen
om drie uur in de nacht opstaan
in de baai zwarte bootjes bij natte zwarte rotsen
af en toe slaat een golf erop en eroverheen
urenlang vissen werken tot laat in de natte nacht
overdag legden de kinderen
de blinkende vissen op dak
sloegen met stokken naar de meeuwen
weg jij weg jij
vissers zie je hier niet meer
en de kinderen zijn verdwenen
weg jij weg jij
de meeuwen niet de meeuwen zijn blijven cirkelen
zij maakten ontelbare witte vlekken
de zee is blijven ruisen
en donderjagen en de wind
waait stevig door
weg jij weg jij weg

Labels: