Wim's Blog
Wim Hofman (Oostkapelle, 2 februari 1941) is een Nederlands schrijver. Na de lagere school ging hij naar het seminarie in Sterksel, omdat hij missionaris wilde worden. Hij begon al vroeg met het schrijven van boeken, en in 1969 werd zijn eerste boek gepubliceerd. Op 2 februari 1970 trouwde hij met Toke Mertens. Hij heeft twee kinderen en woont sinds de jaren 70 in Vlissingen.
Bijdragers
dinsdag 31 maart 2009
zondag 29 maart 2009
zaterdag 28 maart 2009
Vlieger
vrijdag 27 maart 2009
donderdag 26 maart 2009
P.E.N.
Vandaag kwam Hester Knibbe hier. Zij is, behalve dichteres ook sinds kort voorzitter van P.E.N. Centrum Nederland, een organisatie van schrijvers die zich inzet voor vrijheid van meningsuiting en steun probeert te geven aan collega’s in de wereld die door hun boeken of artikelen in de problemen zijn geraakt. Elk jaar weer verdwijnen schrijvers om hun boeken in de gevangenis, anderen worden geboycot, vermist of worden vermoord. Het bestuur van P.E.N- Centrum heeft mij gevraagd voorlopig penningmeester te willen zijn en Hester kwam mij instructies geven. Ik heb de medebestuursleden uitgelegd dat ik niet veel verstand heb van geld, maar zij vonden dat juist in deze tijd eerder een pluim dan een tekortkoming.
woensdag 25 maart 2009
dinsdag 24 maart 2009
Nolledijk
1
Mijn broertjes en zusjes waren onrustig
een herinnering is als muziek
begint opeens komt uit het niets
ze waren klein konden gemakkelijk onder het prikkeldraad door
ze moesten niet zeuren ik ging hen voor liet zien hoe het moest
maar zij vertikten het om te bukken
eerst haakte Djoeps mutsje vast
blauw gebreid Libellemutsje
ik weet het nog goed hij was vier misschien
een van mijn moeders vrome wensen
gaven hem de vorm maakte van hem een quasi Maria-meisje
daarna raakten Appie’s blonde krullen vast
Kootje kreeg een doorn in de muis van haar hand
en zei: kijk eens kijk eens
ging brullen toen wij keken
ik wist toen nog niet dat de grijze struiken met hun bleekoranje besjes
tot de duindoornfamilie behoorden dat moest ik nog leren
wel dat ze moordlustige puntige doorns hadden
ze staken dwars door je kleren en vel
2
Als je kruipt zie je de kleine dingen
we zagen eindstandige blauwe bloemetjes
en lieflijke geeltjes ook op steeltjes
we wisten toen nog niet dat zij respectievelijk
zandblauwtjes en muizeoortjes genoemd worden
en we bekeken de snuittorretjes
ze hadden het moeilijk in het duinzand
en waren waarschijnlijk schadelijke bladrandkevertjes
en we herkenden ons erin zonder het nog te beseffen
3
dit hier is niet louter herinnering
kan het niet zijn ik ben beducht
één druppel verzinsel
zorgt voor een geheimzinnige kleuring
en de woorden zijn bij voorbaat mallen en rasters
zij vervormen vertolken en stremmen
wat in beginsel vaag en vloeiend is
en bedachtzaamheid en reflectie zijn tegenstrijdig
aan wat zich feitelijk vluchtig afspeelt
en streven naar eenvoud en samenhang
en niet naar oneindige veelzijdigheid
en wensen bij voorkeur geen melismatische losse draden
willen geen water bloed slijm
of een vloeiende substantie maar het liefst
hard korstig eelt en stolsels en wrochtsels
en grammaticaregels
die met gestrengheid de waarheid verdraaien
4
In de zandduinen bij Dishoek stonden twee lichttorentjes
ze staan er nog al hebben ze geen functie meer
verdwenen zijn veel van de betonnen bunkers
ze waren in een harde oorlog ooit hard nodig
dat ze Stützpunkte of Untergruppenkommandostand
Schartenstand für Sturmabwehrgeschutze
mit Verwundetensammelstelle heetten
wisten we toen nog niet
ik kon wel lezen natuurlijk maar de boeken van Hans Sakkers
waren nog niet geschreven
ik zou anders naar de bunker gekeken hebben
die scheef was gezakt in een duinpan
verschillende technische bunkertermen ken ik
nog steeds niet duits is niet mijn fort
is het nooit geweest van mijnheer Tonino
kreeg ik er ooit een twee voor op mijn rapport
ein Tintenfleck auf dem Manuskript
war Goethe ein Greuel
dat was in achtenvijftig
ik verdiep me niet in bunkers en was
er nooit echt in geinteresseerd ook niet als kind
mijn desinteresse verleent mijn herinnering
een speciale tint en vaagheid
de zomer van drieënvijftig
5
de bunker was grijs, zoals de meeste bunkers grijs zijn
Eisenbetonskeletbau de hoeken functioneel afgerond
roestige op regelmatige afstand geplaatste metalen beugels
konden als laddertje dienen en ijzeren haken
waren aangebracht voor camouflagenetten
er was hier hard gevochten dat kon je zien
mit allen Kräften fanatisch
de pantserstalen deur hing half uit zijn hengsels
in een rij kogelgaten zaten lieveheersbeestjes
ze scholen bij elkaar zaten schouder aan schouder
6
De bunker in willen betekende graven
we zijn er zei ik en telde mijn broertjes en zusjes
en gaf ze een tumtummetje uit een bruin builtje
Geertje at daar graag wat zand bij
maar spuugde dat meteen weer uit
met snoepje en al we begonnen te graven
het weghalen van zand ging gemakkelijk
de bovenlaag was warm en los
daaronder was het zand koel en vochtig
de zon scheen, er stond wat wind
toen vond ik iets hards en bolvormigs
ik dacht meteen aan een schedel
maar het was een donkere helm
van de Wehrmacht ik kende het model
in de zijkant het gat van een kogel
toen Loekie de helm zag moest hij plassen
maar dat vond ik niet passend
en misschien zelfs wat onterend
bovendien zat er een gat in de helm
ik zette Loekie in de buurt van de bunkermuur
maar zover kwam hij nog niet
zijn plassertje was warm en de urine verdween
praktisch meteen en dampte wat na in het zand
klaar, zei Loekie ik hielp hem in zijn broekje
7
Ik vond twee stokken en vormde er een kruis van met vliegertouw.
een kruis leek in aanvang op een vlieger
een vlieger kon je zien als een opstijgend kruis
en had te maken met de hemelvaart van de Zaligmaker
en in die tijd geloofde God nog in mij
en in de wind zat nog Zijn geheimzinnige stem
meer stemmen waren er toen
de stem van je Geweten
en je had het hese gefluister van de Duivel een Engel
die zonder pardon uit de Hemel werd gesmeten
en neerstortte als een jachtbommenwerper
hij brandde nog lang na met gemene oranje vlammen
en helse rookwolken
en dan was er de alledaagse wind
die door de duindoornstruiken blies
en misschien wel door het gaatje in de helm
een kogel komt uit het niets
slaat een gat
8
Door het gaatje in de helm
was de kogel gegaan
en zacht fluitend
was daaruit de soldatenziel ontsnapt
ik herinner me dat ik vroeger zo dacht
wat was de ziel haast nihil een zucht
wat lucht dat op het laatste moment
wegliep uit een fietsventiel of uit een gummibal
iets onzichtbaars met een raar geurtje
dat als je stierffffffff
veilig ontkwam en opging in het heelal
puur verzinsel wist ik later
het kruis plantte ik in het zand
erop kwam de helm, maar het kruis zakte scheef
en de helm viel
9
Een man in blauwe overall en met een schop joeg ons weg
wat moettat daar dat is verboden terrein
wat zegt die meneer vroeg Harry
die later zoals hij zelf beweerde op Mister Bean ging lijken
maar toen aan zijn speeltrein dacht
ik zei dat we moesten plassen
doettat maar ergens anders
zei de man hup hup hup hup hup
we moeten nu niet meer zei Loekie
hij was bang er kwamen waterlanders
Lusje en Josje en Geertje begonnen ook te huilen
wegwezen ja zei de man
hij kende het klappen van de zweep
hij had de oorlog gekend dat zag je
mijn fiets stond tegen het prikkeldraad
is dat jouw fiets mooie fiets
ik bond mijn broertjes en zusjes aan het vliegertouw
ze vormden een slordig rijtje
en het touw maakte ik vast aan de pakkendrager
je gaat toch zo zeker niet fietsen jij
de man keek ons na.
ik was blij dat hij daana zelf de andere kant op ging
richting Zoutelande of Biggekerke en zo zag hij niet
dat ik mijn broertjes en zusjes in groepjes
per fiets vervoerde in etapes telkens een paar
de anderen bleven netjes staan bij de struik of paal
waar ik ze aan vastbond met een touw alsof ze geitjes waren
en dan tenslotte als een miniatuur kindslavenkaravaan
tot aan de President Rooseveltlaan
10
daar laat het geheugen mij in de steek
want een geheugen maakt grote stappen
is nu eens hier dan daar
jaagt hup links hup rechts sprinkhanen op
uit het dorre gras van het verleden
verkiest nergens lang te blijven
het was zomer
vierenvijftig misschien
een herinnering
is als muziek
gaat op
in het niets
11
drieënvijftig
moet het zijn
geweest
Labels: Gedicht
maandag 23 maart 2009
Wapentuig
In Vlissingen is men nog steeds met de versterking van de zeewering bezig. Soms komt het werk even stil te liggen omdat er wapentuig uit de Tweede Wereldoorlog gevonden is. Aanleiding om er een column over te schrijven. Deze verschijnt hoogstwaarschijnlijk volgende maandag week in de PZC. Het stukje is een herinnering aan het vinden van een helm en een bajonet in 1946 of daaromtrent. Ik schreef al eerder iets over een helm (een Duitse, deze keer), in een gedicht, voor het eerst ooit in Tirade verschenen en later werd de tekst opgenomen in mijn bundel Na de storm.
zondag 22 maart 2009
Zon
Ik heb nu bijstaand gedicht ingezonden en ik ben benieuwd of het in het boek wordt opgenomen. Hij kampt met het grote aantal dichters die samen ook weer veel gedichten maken. Niet alle gedichten kunnen er in.
Zon
In die tijd kon de zon nog praten,
toen had hij een gezicht,
met ogen en een mond.
’s Morgens ging hij open,
en ’s avonds ging hij dicht.
Roze was hij soms,
bij voorkeur in de winter,
of wit, maar meestal was hij geel.
Kleur mij vandaag maar geel, zei hij
met een knipoog. En met vetkrijt
kleurde ik hem geel.
Ik deed dat met veel plezier
en hij straalde en lachte en glom
breeduit op mijn papier.
Wat viel er eigenlijk te lachen ?
Niet veel, maar
daar gaat het nu niet om.
Labels: Gedicht
donderdag 19 maart 2009
In De Standaard
woensdag 18 maart 2009
Poëziekrant
Reisnotitie
Ging naar F.
Omdat het daar rustig is.
Omdat daar de straten leeg zijn.
Dat zeiden ze,
en dat was ook zo.
En omdat daar de zon schijnt.
Omdat daar de hemel
de kleur van eenzaamheid heeft.
Omdat je daar zee hebt.
Je hebt er zee en rotsen.
De golven bewegen wel,
maar zij hebben geen last van gevoelens.
Niet omdat zij er was.
Zij was daar
omdat het er rustig was.
Omdat men gezegd had:
daar zijn de straten leeg.
Je hebt er zee en rotsen
en bij laag water een klein strand.
Echt iets voor jou.
Zoiets.
Zij zat in de zon
op het witte zand.
Ze schoof haar rok omhoog
voor de zon.
Niet voor mij.
Ik zag haar daar,
zij zag mij niet,
ze keek niet op.
Ze nam wat zand
en keek hoe het
tussen haar vingers
wegliep.
Rustig is het daar, ja, in F.
Vooral in de nacht
als je uit het raam kijkt.
De maan gaat daar langzaam
over de zee.
Zachtjesaan, bijna
bedachtzaam,
zodat je haar niet vergeet.
maandag 16 maart 2009
Ed Leeflang
Er werkten verschillende mensen aan mee. Machteld Allan had het over Leeflang als leraar en citeerde uit zijn vroegere dichtbundel Op Pennewips plek. Ella Vogelaar had hem als leraar meegemaakt in Zierikzee en haalde herinneringen aan hem op. George Moormann, de man van het tijdschrift De Zingende Zaag had het over de band van Leeflang met Haarlem. Anderen hadden het over het rivierenlandschap dat in zijn gedichten opduikt of over Zeeland en Thérèse Cornips las gedichten voor die door hem in het Belgische Renouxprez zijn geschreven. De avond werd geleid door de dichter Martin Reints die hem goed gekend heeft. Er werden ook filmfragmenten vertoond waarop Ed Leeflang zijn gedichten voorlas of een van zijn liederen zong. De titel van de bundel die nu is verschenen is afkomstig van een van de gedichten die erin staan, maar krijgt een bijbetekenis nu de dichter er zelf niet meer is.
© Roeland Fossen |
Labels: Kaft
zondag 15 maart 2009
Lang leve Wim
donderdag 12 maart 2009
Zeewering
Raster
woensdag 11 maart 2009
Gedicht 'Lievelingssteen'
dinsdag 10 maart 2009
Voor nu en nog heel lang
Bijgaand een van mijn
10 illustraties illustratie bij "Dit is Wim"
Labels: Illustratie
zaterdag 7 maart 2009
Uit Duitsland...
Du kannst es nachlesen.
vrijdag 6 maart 2009
Boekenweektentoonstelling
donderdag 5 maart 2009
Oud vissersdorp
Oud vissersdorp
geen bomen zie je hier een hond weg jij
lage granieten huisjes
de goot komt aan je kin
aan de zuidkant een deur twee raampjes
de luiken grijs geverfd
ze rammelen in de wind
aan de noordkant een blinde muur
met de rug staan ze naar zee
in dor gras een paar palen waaraan ooit de netten hingen
om drie uur in de nacht opstaan
in de baai zwarte bootjes bij natte zwarte rotsen
af en toe slaat een golf erop en eroverheen
urenlang vissen werken tot laat in de natte nacht
overdag legden de kinderen
de blinkende vissen op dak
sloegen met stokken naar de meeuwen
weg jij weg jij
vissers zie je hier niet meer
en de kinderen zijn verdwenen
weg jij weg jij
de meeuwen niet de meeuwen zijn blijven cirkelen
zij maakten ontelbare witte vlekken
de zee is blijven ruisen
en donderjagen en de wind
waait stevig door
weg jij weg jij weg
Labels: Gedicht
woensdag 4 maart 2009
Muskaatnootmus
Labels: Illustratie