|
Watersnoodramp 1953 Verhalen
|
|||||||||||||||||
Watersnoodramp 1953: mijn persoonlijke ervaringen
en opmerkingen.
Als een tien jarig jongetje. Zaterdagmiddag 31 januari Het waait hard uit het noordwesten en voor ons is dat het teken dat het water wel eens op de kade kan komen te staan. Lekker met je fiets door het water rijden. Je realiseerde je niet hoe slecht dat zoute water voor je fiets was. Maar het is nog niet zover, dus eerst maar eens aan het eind van de haven gaan kijken hoe hoog de golven zijn. Onderweg kom ik enkele meisjes tegen. Na over en weer gedag zeggen, ga ik verder naar "Het Veer" aan het eind van de haven. De golven zijn bijzonder hoog. Zoiets heb ik nog nooit gezien. In die tijd bezat Stavenisse een overzetveer voor voetgangers en fietsers naar Schouwen-Duiveland. De veerman, Rien Boomsluiter, heeft de oversteek nog gewaagd en komt op dat moment juist terug van de overkant. De golven zijn zo hoog dat je het kleine bootje soms helemaal niet meer kan zien. Op de terugweg naar de haven kom ik dezelfde meisjes weer tegen. Schertsend merken zij op: "Als we je weer een keer tegenkomen kost je dat een rondje". Ik ben ze nooit meer tegengekomen. Ze zijn verdronken in de volgende nacht.
Zaterdagavond 31 januari Ik ben juist thuis gekomen van de Voorstraat met friet voor het hele gezin. Wij wonen op de Stoofdijk. Als ik langs de haven kom, word ik doornat van het opzwiepende water. Het moet eb zijn, maar het water staat even hoog als bij vloed. Na de friet naar bed. Op een zolder waar je door het geklapper van de dakpannen en het geraas van de storm niet in slaap kan komen. Op de radio is een programma ter gelegenheid van de verjaardag van prinses Beatrix. Ik hoor mijn vader, boven het geraas van de storm en van de klapperende dakpannen, het Wilhelmus zingen. Zondagnacht 1 februari Omdat op de zolder door het vele geraas niet te slapen valt, beslist mijn vader dat we maar beneden zullen gaan slapen. Mijn broer en ik in de bedstee en mijn vader en moeder op een "kermisbed" in de woonkamer. Midden in de nacht worden we wakker. Mijn vader is naar de haven geweest en heeft geconstateerd dat het wel eens goed fout zou kunnen gaan. Met zijn allen naar de zolder. Omdat wij op een dijk wonen gaat mijn vader nog verschillende familieleden ophalen. Op een gegeven moment zitten we met zo’n 11 mensen op de zolder. Daarna gaat hij de kippen en het varken binnen halen. De kippen in de keuken en het varken in de woonkamer.
Hoe hij het allemaal heeft
gedaan, ik weet het niet. Ga maar eens 6 kippen vervoeren, om
nog maar niet te spreken van een varken dat 5 traptreden omhoog
moet worden gesjouwd. Mijn vader was bij het varken in de
woonkamer gebleven.Ondanks dat wij op een dijk woonden, kwam het
water toch nog 30 cm in de woonkamer te staan. Mijn vader heeft
het varken met zijn kop boven het water gehouden. Hij vertelde
later dat het varken doodstil tegen hem aanstond. Overigens heeft geen van de dieren de ramp overleefd. Intussen zijn de dijken op verschillende plaatsen doorgebroken. Mijn broer en ik kijken door het dakraam en zien alleen maar een geweldige witte schuimende watermassa. We hebben helemaal geen besef van de omvang van de ramp. Zondagmorgen 1 februari Op die zondagmorgen begin ik een klein beetje te beseffen hoe groot de ramp eigenlijk is. Niet met de ogen van een volwassene, maar met de ogen van een jongen van 10 jaar, die wel begreep dat er een paar mensen verdronken waren. Het eigenlijke besef kwam pas later. Het waait nog steeds hard en mijn vader begrijpt dat er nog van alles kan gebeuren. Op dit moment is het eb, maar in de middag zal het weer vloed zijn en hoe hoog zal dan het water komen? Hij besluit dat we naar het gemeentehuis zullen gaan. Dat is een centraal punt in het dorp en tevens het hoogste punt van het dorp. Zondagmiddag 1 februari In het gemeentehuis is het een drukte van belang. Op de eerste etage heb ik een uitzicht over het gehele dorp en dan besef ik pas de omvang van de ramp. Overal waar je maar kan kijken water en nog eens water. Er zijn mensen in het gemeentehuis die onzeker zijn over het lot van hun familie. Er zijn ook mensen die het lot van hun familie bijna zeker weten, maar nog steeds hopen. Er zijn mensen die het lot van hun familie zeker weten en niet meer hopen. Er is geen hoop meer. Ds. Enkelaar is druk in de weer om iedereen, voor zover mogelijk, van eten te voorzien. Hoe het kwam weet ik niet, maar eten was er,voor zover ik me kan herinneren, wel. Drinken was een ander geval. We hadden ongeveer 12 uur al geen drinken meer gehad. Wat ik me nog goed kan herinneren was, dat ik van Ds. Enkelaar een boterham kreeg met rookvlees. Dit was natuurlijk goed bedoeld, maar je kreeg er zo’n dorst van. Na het eten (en misschien ook voor het eten, dat herinner ik me niet meer zo) gaat Ds. Enkelaar bidden om de mensen toch nog troost en hoop te geven. Ondertussen is het weer vloed geworden en ook het gemeentehuis staat rondom in het water. Ik kijk van de eerste etage naar beneden en zie niets dan water, ingestorte huizen en een hoop wrakhout. Vanaf nu herinner ik me de data niet meer precies, zodat ik me beperk tot een kopje zonder te datum te noemen. Aan boord van m.s.”Le Bon Espoir” van Dies Dane We zijn aan boord van het binnenvaartschip van Dies Dane. Het ruim ligt vol met stro en veel mensen hebben een eigen hoekje gemaakt. Ik hoor het geronk van vliegtuigen en de volwassenen rennen naar boven. De vliegtuigen hebben bepaalde dingen gedropt. Mijn vader komt terug met enkele broden en ontsmettingstabletten. De ontsmettingstabletten zijn bedoeld om van zeewater drinkwater te maken. De dorst is groot, dus maar proberen. Het resultaat is niet bepaald bijzonder. Aan boord bevond zich ook een onderwijzer van de lagere school: Groeneveld of Groenevelt. Hij was nog maar kort onderwijzer van de lagere school. Hij had een hondje en ik weet nog goed dat we het ontsmette water eerst bij het hondje uitprobeerden. Hij of zij moest er niets van hebben. Inmiddels vertrekken we uit de haven van Stavenisse, met als eerste doel de haven van Bruinisse. Het waait nog steeds hard. Regen- en hagelbuien wisselen elkaar af. Er gaan geruchten dat de boot wel eens door de harde stroming (het is vloed) de polder ingesleurd kan worden. Het valt allemaal mee. Aankomst in Dordrecht We
zijn in Dordrecht aangekomen. Het is een drukte van belang.
Verpleegsters en verplegers vangen ons op. We worden direkt naar
een ziekenhuis gebracht. Ik krijg daar gelijk een gloeiende
beker melk. De dorst is zo groot dat ik gelijk mijn mond
verbrand. De
evacuatie en de wederopbouw van Stavenisse.
Aankomst in Rotterdam. Vanuit
Dordrecht gaan we met de trein naar Rotterdam. Daar wonen twee
ooms en enkele neven en nichten van mijn moeder. Hoe mijn vader
dat geregeld heeft, ik weet het niet. U moet zich voorstellen,
we komen van een plattelandsgemeente waar nog maar een paar
mensen telefoon hebben. Mijn vader zal dat toch, zonder enige
ervaring met telefoon, geregeld moeten hebben.
Hoewel het toch waarschijnlijk mijn eerste treinreis was, kan ik
me daar maar weinig van herinneren. Het
doel van de reis is een oom van mijn moeder die een winkeltje
heeft in Rotterdam Centrum. Het is een levensmiddelenwinkeltje
annex “waterstokerij”. Bij aankomst maken mijn broer en ik
gelijk een literfles limonade leeg. We blijven daar een paar
nachten. Op het
evacuatieadres.
Een
neef van mijn moeder heeft een melkwijk in Rotterdam Zuid en die
vraagt bij verschillende klanten of ze mensen uit het rampgebied
kunnen en willen opnemen. Dit
resulteert uiteindelijk in een adres in de Dordtselaan. Vooraan
in de Dordtselaan, vlakbij de Pleinweg; dhr. Van Ladesteyn, Van
Ladestijn of een variant daarvan. Een prachtmens. Hij doet
helemaal niet moeilijk maar zegt gelijk: “Laat ze maar komen”.
Hij woont in een etagewoning en wij krijgen de slaapkamers om in
te wonen en te slapen. Waar hijzelf en zijn vrouw en dochter
slapen, ik weet het niet. Hij is leraar aan een openbare school.
Hij heeft dan ook geregeld dat mijn broer en ik daar naar school
kunnen. Wij
gaan daar ongeveer een halfjaar naar school, voordat wij terug
kunnen naar Stavenisse. Wat mij overigens opvalt is dat,
ofschoon wij van een plattelandsschooltje komen, wij op de
lessen voorlopen t.o.v Rotterdam.
Dhr Van Ladesteyn, of een variant van die naam, is later
direkteur van een rijdende school geworden, zodat wij hem uit
het oog verloren zijn. Terug
naar Stavenisse In juli 1953 gaan we terug naar Stavenisse.
Details, met betrekking tot de datum, kan ik me niet meer
herinneren. Opnieuw naar school Omdat wij op een dijk wonen, zijn wij al vrij vroeg terug in het dorp. Mensen die in de lager gelegen gebieden wonen, komen pas later terug. De klassen in de school zijn dan ook maar voor de helft gevuld. Dus klas 3 en 4 (nu groep 5 en 6) bij elkaar. Gelukkig is dat maar van korte duur, want er komt niet zoveel van terecht. Tegenwoordig, nu het onderwijs meer gericht is op individuele begeleiding, gaat dat veel beter. Toen was daar echter nog geen sprake van. Wederopbouw De polders zijn inmiddels weer droog. Het dijkherstel is nog in volle gang. Het is dan ook een drukte van belang in Stavenisse. Veel aannemers zijn bezig met dijkherstel en het bouwen van nieuwe huizen. Voor ons als kinderen valt er dan ook een heleboel te beleven. U moet zich realiseren: het dorp was tot die tijd eigenlijk min of meer van de buitenwereld afgesloten geweest. In mijn direkte familie waren geen slachtoffers gevallen. Als je dan al die nieuwe dingen op je af ziet komen, ben je je eigenlijk niet meer zo bewust van de ellendige tijd die het voor heel veel mensen was. Als je ouder wordt besef je dat beter. Op de bulldozer Mijn broer en ik vissen veel. Niet met een werphengel maar met een peur. (Over peuren wil ik nog een apart artikeltje schrijven). In een middag vissen kun je met zo'n 5 tot 10 palingen thuis komen. Men is nog volop met dijkherstel bezig. Met bulldozers en draglines e.d. Een bulldozermachinist heeft wel zin in een maaltje paling. We mogen in ruil voor een maaltje paling even met de bulldozer rijden. Dat is voor een jongen van 10 natuurlijk een hele belevenis. Overigens zit de machinist zelf natuurlijk naast ons in de bulldozer. Ramptoeristen Wie denkt dat het begrip "Ramptoeristen" iets van de laatste tijd is, zit er naast. In de zomer van 1953 werd Stavenisse overstroomd door toeristen. Met name in de weekends. Als je negatief denkt noem je ze "Ramptoeristen". Als je positief denkt noem je ze belangstellende mensen. Ik denk dat het een combinatie was van beide. In elk geval was het voor ons als kinderen een welkome afwisseling. Tot zover een overzicht van mijn persoonlijke ervaring van de watersnoodramp, de evacuatie en de wederopbouw van Stavenisse.
|