Het werk

Veel kunstenaars worden, binnen twee hoofdlijnen, beeldhouwers genoemd. Er zijn - op de eerste lijn - de hakkers & houwers en – in de andere linie - de modelleurs & kneders. En dan wordt een breed gamma aan ruimtelijke werkers mede tot de beeldhouwers gerekend: de lassers, snijders, de plakkers & lijmers, de timmeraars en zagers, metselaren, gieters en appliquanten.
Soms is er, nu en in de verre geschiedenis, sprake van een opmerkelijk samengaan van de verschillende werkwijzen. Tot de gekoesterde hoogtepunten van de beeldhouwkunst horen ontegenzeggelijk de veelal in Parisch marmer uitgevoerde sculpturen uit de Griekse oudheid. Ze kenden een ander begin: in Hellas geboetseerd, in brons gegoten en pas daarna – onder Romeinse hand – in marmer gekopieerd.
Piet Oosthoek is een vertegenwoordiger van de eerste categorie, de taille directe. Hij kiest een steen, ziet zijn vorm en kapt. Wat weg spat, is weg. De rest is kern. Uit reductie – het harde handwerk - groeit een toegevoegde waarde, de bezieling.
Hij heeft daarin een eigen lijn gevonden, zonder directe voorbeelden. Hij is getroffen door de vroeg-Cycladische beeldhouwers zonder welke – naar onbewezen wordt beweerd – Brancusi noch Modigliani groot zouden zijn geworden. Er is geen wezenlijke verbinding. Soms lijkt een reminiscentie aanwezig te zijn met het Oosten, de beschouwelijkheid van wat men is gaan zien als het beeld van de Boeddha: een verwantschap van de geest?

The Work

Most sculptors fall into two main catagories. On one hand there are the - the hewers
and cutters- on the other- the modelers and shapers. In between these fall a broad
spectrum of others classed as sculptors: welders, cutters, carpenters, masons, metal
casters and applique artists.
It has been said, now and in the far past, that there is a remarkable similarity between
the different styles. Undeniably so in the cherished peaks of sculpture of Greek antiquity,
usually made of parian marble, or modelled , then poured in bronze , and subsequently
copied in marble by the Romans.

Piet Oosthoek's work represents the first catagory, the "taille directe". He chooses
the stone, sees its inner form and cuts. Whats gone is gone. The core remains.
From this reduction – from this manual labour - emerges the added value, the inspiration.
Within he has found his own line, without a direct example to draw on. He is touched by
the spark without which earlier Cycladic sculptors - Brancusi or Modigliani - would not
have become so influential. While there is no substantial connection. Sometimes there
seems to be present a hint of the east, a reflection of what one sees in the images of
the Buddha: an affinity of the spirit.

 
 
 
 
 
 
 

?