Koninginneteelt loont pas bij meer
dan 5 volken. Maar ook imkers met
minder volken, hebben veel belang bij het vernieuwen van hun bestand.
Een goede manier om een nieuw volk samen te stellen, is door het maken
van een zogenaamde broedaflegger. Twee of ook drie goed met bijen
bezette broedramen, deze kunnen uit verschillende volken komen, worden
in een 1 kamerkast gehangen, aangevuld met minstens 1 voerraam en de
rest met kunstraat, of ramen met alleen draad. Het beste kunnen
ze buiten de 5km zone gebracht en door een verkleind vlieggat tegen
roverij beschermd worden. De aflegger teelt zelf een koningin, mits er
eieren of 1 tot 2 dagen oud broed aanwezig was. Als alles klopt, begint
de koningin na ongeveer 30 dagen met eieren leggen en kan de aflegger
naar de oude stand terug. Ook kun je na negen dagen de aflegger van een
koningin of een rijpe koninginnecel voorzien. Voor je de koningin (in
een kooitje) inzet moeten alle redcellen gebroken worden. Na 1 tot 2
dagen wordt het kooitje geopend en met suikerdeeg afgesloten. Als je
een onbevruchtte koningin inzet, is er een redelijke kans dat de
koningin tijdens de bruidsvlucht verloren gaat.
Jonge volken kunnen alleen groeien als ze over voldoende voedsel beschikken. Voor het stuifmeel zorgen ze zelf. Het nectaraanbod is in ze zomer vaak zo gering, dat de volken meer verbruiken dan dat ze vinden. Jonge volken kunnen dus het best doorlopend gevoerd* worden. Verder hebben ze geen verzorging nodig. Als er vrij veel varroamijten vallen, kunnen ze in de broedvrije tijd (na 3 weken) met melkzuur of oxaalzuur besproeid worden. In de nazomer worden ze net als de productievolken gevoerd en tegen varroa behandeld. Het vlieggat wordt voortdurend klein gelaten.
*Na ongeveer 5 weken, als de
koningin met
eieren leggen begonnen is, wordt er pas met suikerwater (1:1) gevoerd.