Toespraak van Cornelis Griep, bij zijn
afscheid als huisarts van Heinkenszand,
op 1 augustus 1942
(De tekst is letterlijk overgenomen, ook
eventuele taalfouten)
"Dames en Heren,
Nu we aan het einde van dezen voor mij aan de eenen
kant zoo gelukkige, aan den anderen kant zoo weemoedigen avond gekomen zijn, zij
het mij vergund ook nog enkele woorden van dank tot u te spreken.
Dit is een uur van afscheid, en in zulk een uur komen allerlei herinneringen
naar boven en nemen allerlei gedachten, die in je hoofd zweefden, een vaster
vorm aan.
Ik zou hier een blik in het verleden kunnen werpen en u verschillende voorvallen
kunnen vertellen, die ik in m'n twintigjarige praktijk beleefd heb, ernstige
zoowel als vroolijke verhalen; van patienten, die ik werkelijk van den dood
gered heb, of van fouten die ik begaan heb.
Ik zou u een dorre opsomming kunnen geven van al wat ik in die 20 jaar gedaan
heb. Het aantal visite's dat ik in dien tijd gemaakt heb, de bijna 1000
verlossingen die ik hier gedaan heb, de hoeveelheid drankjes door mij
klaargemaakt, of het aantal kiezen dat ik getrokken heb. Doch ik vrees dat,
ofschoon dit respectabele getallen zijn, deze u maar matig zouden interesseeren,
en bovendien heeft dit alles maar weinig nut.
Maar een ding zou ik u dezen avond nog wel willen vertellen, en dat is hoe ik
getracht heb het beroep van huisarts uit te oefenen.
Toen ik hier 20 jaar geleden kwam ging het mij als ieder die een nieuwe
betrekking krijgt, men heeft er een vage voorstelling van, hoe deze uitgeoefend
moet worden, en anderen vertellen je hoe dit wel zou moeten, derden weer hoe dit
te doen, een vierde geeft je nog een goede raad, en met je algemeene kennis die
je aan de universiteit opgedaan hebt en verder met een zak vol idealen begin je
dan je praktijk.
Al gauw merk je dan dat alles niet zoo mooi gaat als je je hebt voorgesteld, en
dat idealen er zijn om niet verwezenlijkt te worden. Dit moet je
veranderen, hier moet je afstand van doen. Kortom, inplaats dat je zelf een
leidende kracht geeft aan je leven wordt je door dit leven zelf gevormd en
gelouterd en na verloop van tijd is je leven heel anders ingesteld, als dat je
zelf gedacht hebt, en ga je ook het leven heel anders zien dan vroeger. Je maakt
een leerschool door, en die leerschool beslist over je verdere levenshouding,
levensvreugde en levensblijheid.
En nu aan het einde van dit 20-jarig verblijf in
Heinkenszand, vraag je jezelf wel eens af: is er uit die vorming wat goeds
voorgekomen, heb je aan de verwacchtingen die aan je gesteld werden voldaan; en
wat voor jezelf nog voornamer is: heb je het vak dat je gekozen hebt om uit te
oefenen geen oneer aangedaan. En dat laat je alle richtlijnen die je jezelf
gesteld hebt nog eens de revue passeeren, en tracht alle vragen die hierover bij
je opkomen te beantwoorden.
En als mij dan de vraag gesteld zou worden: heeft Heinkenszand je gebracht wat
je er van verwacht had, dan kan ik die vraag met volmondig ja beantwoorden.
Toen ik als jong broekje hier kwam, wist ik nauwelijks dat Heinkenszand bestond,
het was een naam voor me, evenals zoovelen anderen die je op school leert, en nu
is het een naam die diep in m'n hart gegrift is, een naam waaraan heel mooie
herinneringen verbonden zijn, waar ik vrienden heb gekregen op wien ik kan
rekenen, en waar ik menschen heb leren kennen wier namen ik nooit vergeten zal.
Heinkenszand zal een deel van m'n leven blijven en wel het mooiste en het beste
deel, omdat zich hier de loutering voltrokken heeft die me gemaakt heeft tot wat
ik ben; dat me heeft leeren zien hoe mooi het beroep van arts is, en hoe we deze
taak van huisarts moeten opvatten.
Ben ik in m'n taak als huisarts geslaagd ? Die vraag kunt u beter beantwoorden
als ik, maar nu we dit punt toch even aanstippen, wil ik u nog wel ven zeggen
hoe ik me na 20 jaar dit beroep uitgeoefend te hebben, de taak van een huisarts
zie. En dan moet de huisarts er zijn voor de patienten, en niet de patienten
voor den huisarts. Dag en nacht moet deze klaar staan en hen zijn volle
werkkracht geven, en niets moet hem te veel zijn, indien het om het behoud van
lichaam en ziel van de patient gaat. Hij moet een dienende geest zijn, die
altijd het belang van de patienten voor dat van zichzelf laat gaan, en daarbij
streng en toch rechtvaardig zijn.
Verder moet hij het vertrouwen van z'n patienten bezitten, zoo dat hij niet
alleen de lichamelijke raadgever, maar zoo nu en dan ook de geestelijke
raadgever kan wezen. Geestelijke, en huiselijke moeilijkheden moeten bij hem
gebiecht kunne worden, omdat al deze dingen zoo'n sterke invloed uitoefenen op
het welzijn van het lichaam. En het spijt me dit te moeten zeggen, in dit
opzicht zijn we mijns inziens in het algemeen gesproken den laatsten tijd op den
verkeerden weg.
Doordat er meer ziekenhuizen gekomen zijn, de specialistische hulp makkelijker
te krijgen is, de arts zich makkelijker verplaatsen kan, is de neiging om z'n
huisarts de rug toe te keeren veel groter geworden, tot scade van huisarts en
patient, want deze verliest het vertrouwen in z'n patienten en gene het
vertrouwen in z'n arts. Ik wil hier verder niet over uit weiden, maar geef u
toch de goedgemeende raad: blijf vertrouwen in uw huisarts stellen, hij alleen
weet wanneer u specialistischen behandeling noodig heeft en door wien.
Wie zou u beter kunnen raden, wie heeft er het meeste belang bij dat een patient
vlug beter wordt door een andere doelmatiger behandeling dan de zijne. De
huisarts zelf, door op tijd specialistische behandeling voor z'n patient te
verzoeken doet hij slechts zichzelf voordeel, omdat het vertrouwen in hem
daardoor rijst. Hij weet het beste wat z'n patienten toekomt en zal noch uit
overdreven zelfkennis noch uit laakbare gemakzucht of vrees dat het wegzenden
van een patient hem het teeken van onwetendheid zullen verschaffen, te laat
specialistische hulp inroepen, omdat hij weet dat hij zelf de dupe er van wordt
door het vertrouwen dat in hem gestel wordt te verliezen. Wij kunnen in ons
uitgebreide vak eenmaal niet alles weten en dit is ook geen schande, wel schande
is te doen alsof, en zoo met een menschenleven te spelen. Maar laat ik dit alles
verder laten rusten, en laten we tot de werkelijkheid terugkeeren.
Ik ga nu van u heen, en heb steeds getracht me zoo
veel mogelijk aan de psyche en de mentaliteit aan te passen. Ook in het openbare
leven heb ik geprobeerd zoo veel mogelijk m'n bescheiden krachten aan te wenden,
omdat ik vond dat hoog zoowel als laag een taak hebben in een Gemeente die we
niet omgaan kunnen, en dat we onze krachten aan moeten wenden om onze mede
bewooners tot een lichamelijk en geestelijk hooger peil te brengen.
Daarom heb ik me indien me van een vereeniging een bestuurambt werd aangeboden
hieraan nooit onttrokken, maar geprobeerd door onderling overleg met m'n mede
bestuursleden het beste er van te maken wat er van te maken was. En als ik deze
dan nu nog even de revue laat passeeren dan moet het me van het hart allereerst u
mijnheer de Burgemeester en helaas oud bestuurder van deze gemeente
hartelijk te danken voor de vriendelijke woorden en het blijk van waardeering
dat u me heeft doen toe komen. Ik heb van u alle medewerking mogen ondervinden
wanneer en waar ik die ooit gevraagd heb. Vriendelijk is u altijd voor me
geweest, en had ik ooit raad nodig, dan kon ik op u rekenen. M'n wensch is dan
ook dat onder uw leiding de gemeente Heinkenszand moge groeien en bloeien en dat
spoedig de tijden mogen terugkeeren waar al onze wenschen en verlangens zoo
hartgrondig naar uitgaan.
U bestuurderen van het Groene Kruis m'n welgemeenden dank voor de
hartelijke samenwerking, die we altijd opgevat hebben, zoo dat we het lijden van
onze mede burgers een klein beetje mochten helpen verlichten. Deze zelfde
woorden gelden ook voor het bestuur van de Vereeniging voor Ziekenhuis
verpleging. Laat deze groeien en bloeien, dit kan niet anders dan tot heil
zijn van onze goede gemeente.
U zuster Vermeer, hartelijk dank voor de prettige en aangename samen
werking, ofschoon u naar verhouding nog maar kort in deze gemeente bent, heb ik
u leeren waardeeren en achten, en hebt u me omdat een beroep op uw werkkracht
nooit te onpas kwam veel werk uit handen genomen.
Leden van de vaste medische ploeg van de luchtbescherming. Hartelijk dank
voor de aangename wijze van samenwerking. Op onze oefeningen en lessen heerschte
steeds een aangename en prettige geest en waren we als kameraden onder elkaar.
Vergeef me als ik soms eens te veel eischend was, ik deed dit alleen omdat ik
van jullie iets verwachtte, ik wilde trots kunnen zijn op jullie, zoo dat ik
zelfs het belangrijkste en gevaarlijkste, indien dit ooit mocht komen, aan
jullie kon overlaten.
Speciaal de dames nogmaals hartelijken dank voor het vele en goede wat ze
gepresteerd hebben ten tijde van het in gebruik zijn van het hulpziekenhuis.
Bestuur en leden van de muziekvereeniging. Ook u ben ik dankbaar voor al
wat ik in uw vereeniging heb mogen ondervinden. Vele jaren heb ik met u mogen
omgaan en helaas heb ik niet steeds alle tijd aan uw vereeniging kunnen
besteden, die wel wenschelijk geweest zou zijn. Vergeef me dit, maar neem de
verzekering mee dat Euterpe een plaatsje in m'n hart zal blijven innemen.
Leden van de toneelvereeniging u allen hartelijke dank voor alles wat ik
van jullie ondervonden heb. Jullie weten dat "Kunst naar Kracht"
steeds een troetelkindje van me geweest is, niet omdat we zoo gezellig met
elkaar om gegaan hebben, maar omdat ik de opvoedende kracht die er van uw
vereeniging uitgaat naar waarde heb leeren schatten. Nog menig maal zal ik
denken aan de aangename uren die we samen hebben doorgebracht.
Eindelijk allen die een ambt of een betrekking in
deze gemeente uitoefenen, zoover ik met u te maken heb gehad, m'n hartelijke
dank voor de aangename manier waarop we steeds met elkaar samen gewerkt hebben.
En tenslotte burgers van Heinkenszand. Wat de toekomst me brengen zal weet ik
niet. Wat ik verlaten ga weet ik wel. Nooit zal ik vergeten wat ik aan u te
danken heb gehad. Uw hartelijkheid heb ik leeren waardeeren, zoowel voor m'n
gezin als voor mezelf. Ook uit hun naam m'n hartelijke dank voor alles wat u
voor ons geweest zijt.
Ik heb steeds geprobeerd voor u te wezen wat u van me verwachtte. Mocht ik hier
in gefaald hebben vergeef het me.
Ik geef u nu over in de handen van m''n opvolger, dr Staverman, en vraag u hem
te behandelen, zooals u mij steeds gedaan hebt.
Veel lief en leed heb ik met u allen doorgemaakt.
Moge dit zijn tot betere kennis en waardeering van elkanders karakters.
Gij die hier aanwezig zijt brengt m'n hartelijke dank aan allen uwer die hier
niet zijn, en met de wensch dat er veel zegen op onze gemeente zal rusten en dat
het u allen welga neem ik hiermede afscheid van u.
Deze dag zal ik nooit vergeten."
Deze pagina is
voor het laatst gewijzigd op 1 juni 2004. © C. Griep.