4.1. Wat is informatie (bij een levensbeschouwelijk onderzoek)?

 

Je onderzoeksvraag is een levensvraag. Een vraag die je alleen kunt beantwoorden met je overtuigingen. Het doen van dit onderzoek houdt in dat je je overtuigingen (waarmee je de vraag probeert te beantwoorden) ontwikkelt, toetst, verbetert, onder woorden brengt en probeert te verantwoorden. Strikt genomen is het onderzoek wat je nu doet, niet meer en niet minder dan het ontwikkelen van (een stukje van) je eigen levensvisie. Ik heb een structuur ontwikkeld, waarin je dat bewust oefent en leert.

 

Een goede overtuiging is meer dan zo maar een “mening”. Een goede overtuiging is iets waar je achter kunt staan, dat je voor jezelf kunt verantwoorden, dat geloofwaardig is voor jou. Die “klopt” met wat je waarneemt en meemaakt. Die je vervolgens ook kunt uitleggen en verantwoorden naar andere mensen als iets dat (zeker voor jou) waar is.

Echte overtuigingen zijn niet vrijblijvend en inwisselbaar. Ze zijn de manier waarop mensen zin en betekenis geven aan hun leven. Dat mensen zich daarvan niet altijd bewust zijn en niet in de gaten hebben welke overtuigingen zij hanteren en waarom en dat en hoe hun overtuiging zich ontwikkelt, is een ander verhaal.

 

Als je je levensbeschouwing (zeg maar: het geheel van al je overtuigingen) ontwikkelt, gebruik je daarbij je verstand. Op een rationele manier denk je na over nieuwe informatie, die je probeert te verbinden en rijmen met je overtuigingen tot dan toe. Als je aan een ander wilt laten zien dat iets (voor jou) waar is, zul je dus op een rationele (=verstandelijke) manier moeten laten zien waarom wat jij vindt (of beter: waar jij voor staat) geloofwaardig is. Je levensvisie uiten is daarmee ook altijd een uitnodiging naar een ander om het met je eens te zijn of minstens om je te kunnen volgen (en positief te waarderen) in waarom je staat waarvoor je staat. De ander zal er op reageren met zijn overtuigingen en dat kan een (zeer intensieve) vorm van nieuwe informatie zijn, die jou weer uitnodigt om je levensvisie verder te ontwikkelen.

 

Natuurlijk zul je het niet altijd met elkaar eens zijn. Overtuigingen van mensen verschillen. Door die verschillen te bewust te hanteren kun je je eigen levensvisie verbeteren en ontwikkelen: je wordt erdoor uitgedaagd om jezelf verder te verduidelijken en daarbij ook rekening te houden met wat die ander aan zinvolle overtuigingen inbrengt.

Essentieel voor de ontwikkeling van je levensvisie (je overtuigingen over iets) is gesprek. En dan bedoel ik een echt gesprek, waarin mensen wederzijds zichzelf naar een ander verduidelijken en (in waarin zij geloven) laten zien. Waarin je niet alleen roept wat je vindt, maar ook hoe je daarbij komt, waarom je dat vindt en de ander ertoe uitnodigt en stimuleert om dat ook naar jou te doen. Zo met elkaar in gesprek zijn (dit is levensbeschouwelijke dialoog) daagt je uit om wat al je overtuiging is, vanuit nieuwe invalshoeken te bezien, te confronteren met inzichten en ervaringen en vragen van anderen daarbij en zo (zeker voor jezelf) beter (zinvoller) te worden.

 

Niet voor niets verwacht ik van je in je onderzoek een wezenlijk stuk levensbeschouwelijke dialoog. Voor de een is dit gemakkelijker dan voor de ander: een gesprek aangaan met iemand die je iets laat zien van je gedachten, overtuigingen (en eventueel vragen) en hoe je daarbij komt en die je tegelijkertijd echt probeert te verstaan en begrijpen in wat hij of zij als waardevol, belangrijk en waar vindt en waarom.

 

Je levensbeschouwing, dat ben jij! En als je echt met mensen kunt communiceren over wat jou bezighoudt en wat voor jou waar is, word je daarin als jou erkend en gezien en neem je daarin de ander serieus en erken je hem of haar als “iemand” en als “belangrijk”. Je tolereert hem niet ondanks zijn (eventuele) andere overtuigingen, maar waardeert hem in zijn eigen overtuigingen. Dat je verschillende ervaringen hebt en verschillende inzichten en als persoon van elkaar verschilt, is dan geen probleem, maar juist een kans op “echte ontmoeting”, waarin je door de ander als volwaardig te erkennen, zelf ook echt “iemand” bent. Immers wat die ander jou vertelt, maakt ook jou rijker. Daarom denk ik dat “levensbeschouwelijke dialoog” ook de beste manier is om verder te komen met je onderzoek. Probeer het maar. Organiseer maar een gesprek, maak er tijd en ruimte voor…..breng ook je gedachten en vragen in….en luister wat je terugkrijgt!

 

Na deze wat hoogdravende inleiding kom ik bij de meer theoretische uitleg. Wat is informatie in een levensbeschouwelijk onderzoek?

 

In levensbeschouwelijke communicatie worden drie soorten informatie uitgewisseld:

A. overtuigingen van mensen

b. ervaringen en belevingen van mensen, die een rol spelen achter deze overtuigingen

C. inzichten in de werkelijkheid die redenen (argumenten) zijn in de overtuiging. Deze laatste noem je waarschijnlijk “feiten”. Waarom ik dat woord hier liever niet gebruik, daar ga ik nu even niet op in.

 

In levensbeschouwelijke communicatie kunnen – normaal gesproken – al deze soorten informatie naar voren komen. Als je iemand naar zijn/haar overtuiging over iets vraagt, zal het antwoord – zeker als je een beetje doorvraagt – zowel overtuigingen, als redenen hiervoor en eventueel ook belevingen hierachter bevatten.

 

Als je ooit les van mij gehad hebt over (daar heb je hem weer ;-) FU, PU en LU dan had je waarschijnlijk al gezien dat mensen overtuigingen verwoorden in LU’s (levensbeschouwelijke uitspraken of Overtuigingsuitspraken). De argumenten die ze hiervoor hebben (inzichten in de werkelijkheid) noemde ik FU of feitelijke uitspraak. Ervaringen en belevingen achter een overtuiging krijgen de vorm van een PU of persoonlijke uitspraak.

 

Voor sommige onderzoeksvragen zal het gewenst zijn om eerst wat meer over het onderwerp af te weten. Als dit nodig is, ga je eigenlijk op zoek naar inzichten in de werkelijkheid (“gegevens”, controleerbare informatie) die je nodig hebt om tot een verantwoorde overtuiging te komen. Feiten lijken heel objectief, maar wat je eigenlijk doet is die “feiten” of gegevens kiezen die je nodig of belangrijk vindt om een goede overtuiging te krijgen. Natuurlijk moeten gegevens kloppen, maar alleen al door te beslissen over welke “informatie” belangrijk is en relevant, ben je subjectief. Objectiveren (d.w.z. afstand nemen en de werkelijkheid zoals ze is proberen te zien en daarvan uitgaan) is belangrijk en nodig, juist in een levensbeschouwelijk onderzoek, maar objectiviteit bestaat niet. Een overtuiging die gebaseerd is op goede informatie is beter en geloofwaardiger, dan iets wat iemand roept zonder goed gekeken te hebben naar de werkelijkheid waarover die overtuiging gaat.

 

Aan alleen gegevens heb je niets. “Feiten” krijgen hun betekenis in een overtuiging. Daarom heb je, hoe dan ook overtuigingen (en eventueel ook de ervaringen waarop die gebaseerd zijn) nodig om een antwoord te vinden op je onderzoeksvraag. Minstens je eigen overtuigingen. Maar ik wil dat je ook probeert om die te “slijpen” aan overtuigingen van anderen.

 

Een voorbeeld: Stel je hebt als onderzoeksvraag: “Is abortus verantwoord?” Als je nog niet zo veel van het onderwerp weet, kan het nodig zijn om je er eerst in te verdiepen. Je zoekt een antwoord op (gewone) vragen als: Hoe gebeurt een abortus? Welke motieven hebben mensen om een abortus te willen? Hoe wordt er medisch aangekeken tegen abortus? Hoe ziet de Nederlandse wetgeving over abortus er uit en welke motiveringen liggen daar achter? Welke argumenten gebruiken tegenstanders van abortus?

Zeker als je nog weinig van het onderwerp weet, moet je een zekere kennis ter zake verwerven. Anders weet je niet goed waar je het over hebt en vervalt je onderwerp tot het niveau van “cafépraatjes”. Als je kennis van zaken hebt, is het beter mogelijk om (dat zul je dan ook ontdekken) vaak uitgesproken standpunten van voor- en tegenstanders van abortus af te wegen en te beoordelen en te zien op welke principes deze berusten en toe te komen aan hoe jij tegen deze principes aankijkt. Levensbeschouwelijke dialoog kan je echt verder brengen. Stel: je leest vervolgens een boek over iemand die ooit zelf een abortus heeft laten doen en hoe deze persoon erop terugkijkt (of je spreekt met iemand, die zeer onder de indruk was van dit boek)  dan dienen zich nieuwe vragen aan en zul je uitgedaagd worden om opnieuw over je keuzes na te denken en zo een (ook voor jezelf) betere overtuiging te vormen.

 

Nog een voorbeeld|: Stel je hebt als onderzoeksvraag “Welke eisen moet ik aan vriendschap stellen?” Bij deze onderzoeksvraag ligt het voor de hand om naar ervaringen met vriendschap van mensen (die andere vrienden hebben en daarmee ook een andere beleving van vriendschap) op zoek te gaan en hierop te reflecteren. Dat kan door goede gesprekken te hebben met mensen om je heen (iedereen heeft ervaringen met en gedachten over vriendschap) die hier over nagedacht hebben. Door die gesprekken ga je beter zien waarom mensen zich als vriend verschillend gedragen en verschillend tegen vriendschap aankijken. Maar het kan ook zijn dat je veel overeenkomsten herkent in ervaringen. Hoe dan ook: het denken over wat deze gesprekken, die je zelf mee stuurt en voert, jou opleveren helpt je verder met je vraag en maakt je standpunten beter!

 

Welke informatie je al hebt voor je onderzoeksvraag, heb je in stap 2 op een rijtje gezet.

In stap 3 heb je overwogen welke informatie je nog nodig hebt en hoe/waar je denkt er aan te kunnen komen. In stap 4 ga je de informatie verwerven, wegen en beoordelen en proberen te verbinden met wat je al denkt en weet. (Dat beschreef je in stap 2) Als het goed is word je daarmee aan het denken gezet over je vraag of wat je al denkt. Informatie zoeken die je aan het denken zet en dat denken laten plaatsvinden (en ook onder woorden brengen…maar eigenlijk is dat denken!) en de vragen die daaruit voortkomen onder woorden brengen en de – meer of minder voorlopige - overtuigingen die erdoor bij je groeien op een rijtje zetten is je eigenlijke onderzoek.

 

Ik durf te wedden dat je dit vaak al doet. Misschien zelfs zonder er erg in te hebben. Je kunt niet anders dan betekenis geven aan wat je in je leven tegenkomt. Nu, voor dit onderzoek, doe je het meer gestructureerd en bewust en – als is het maar dat ik je daarin kan volgen – moet je af en toe verslag hiervan doen.

 

 

 

Naar 4.2. Informatie verwerven