De eerste keer

De eerste keer van:


Twaalf jaar was ik en ik stond tegen de zon in te kijken naar een korfbalwedstrijd. Misschien speelde een vriendje mee. Misschien ook niet. Ik was daar omdat het een manier was om de lome warmte van een zomerse zaterdagmiddag het hoofd te bieden. Er waren slechts enkele toeschouwers. Ikzelf hing geleund tegen een ijzeren stang rondom het speelveld. De speelse dartelheid van de jongens en meisjes op het veld stond met mijn houding in schril contrast. Vivace tegenover lento. Hup tegenover ho.

Als ik omhoog keek, over de springerige aanvallers of de wijdarmige verdedigers heen, keek ik recht in de zon. Wit. Wat ik me vooral herinner is de kleur wit. En toch kleurde ik op mijn tekeningen de zon altijd geel. Dat wit viel me toen voor het eerst op en steeds vaker richtte ik mijn blik naar boven. Ik keek recht in de zon, alsof mijn ogen naar boven getrokken werden. Langzamerhand hòòrde ik alleen de spelers en speelsters. Ik zag ze niet meer. Mijn hele gezichtsveld was alleen maar gevuld met licht. Het publiek was weg. De huizen rondom waren weg. Ik zag alleen maar wit, hard zonlicht. Het denderde mijn hoofd binnen.

En voor het eerst van mijn leven voelde ik -vrij plotseling- pijn in mijn hoofd. Geen gewone pijn, maar een die opvreet, die misselijk maakt. Pijn die bezit neemt van je denken. Je hoofd zit in een bankschroef en bijlen willen de bovenkant splijten. Smerig smakende oprispingen. Slappe knieën proberen je onderuit te halen. En voortdurend had ik dat idioot-witte licht voor ogen, dat -dacht ik bang- nooit meer weg zou gaan. Maar opeens was ik weer thuis. Hoe? Het raadsel van de gang naar huis is nog steeds een raadsel, maar ik was thuis en lag plat op de grond met natte, koude lappen op mijn hoofd en een paar aspirines in mijn maag. Van migraine had toen nog niemand gehoord.

En toen? Niks. De aanval van toen is overgegaan en gevolgd door tientallen, honderden anderen. Laatst ben ik nog eens teruggegaan naar dat korfbalveld. Weet u wat nou het gekke was? Op de plaats van waar ik toen naar het spel keek, kun je niet tegen de zon inkijken. Die heb je dan in je rug.

Dick de Scally


Op een warme zomermiddag in het begin van de oorlog werd ik door mijn moeder naar het kruidenierswinkeltje op de hoek van de straat gestuurd. 'Hier is de portemonnee, ik zal er een boodschappenbriefje in doen.' Maar dat hoefde niet, ik zat al op de grote school en kon die paar dingen natuurlijk best onthouden. In de winkel was veel te zien. De kruidenier sjouwde met een grote baal, zijn vrouw stond kaas af te snijden, ondertussen in druk gesprek met een klant. Ik wachtte geduldig op m'n beurt. Wat duurde dat lang. Er stond een bankje tegen de muur; zou ik er op gaan zitten, het was zo warm. 'Zo meisje, wat heb je nodig. Geef je portemonneetje maar. Heeft je moeder er een briefje in gedaan?' Maar wat ik moest kopen was ik vergeten. Wat stom, ik schaamde me. Ik slenterde naar huis met mijn lege tas.

Toen ik thuis kwam zag mijn moeder blijkbaar meteen wat er aan de hand was. Ze mopperde niet, voelde aan mijn hoofd en bracht me naar bed. 'Ga maar een poosje slapen, het is hier lekker koel.' Ik werd wakker toen het al donker was. Ik herinner me nog dat mijn vader een bordje havermoutpap voor me ging maken en wat was dat lekker! Gedurende m'n hele jeugd heb ik na elke aanval havermoutpap gegeten. Eenmaal volwassen veranderde dat. Toen had ik bekers karnemelk nodig om weer een beetje mens te worden. Nu ben ik in de zeventig en al twintig jaar verlost van die ellendige kwelgeest die migraine heet.

Marleen van der Maas

J. Rensdorpstraat 18
1901 RG Castricum

Terug naar Ervaringen

Terug naar de Migrainerubriek