Sterke volken voor een zekerder overwintering

Een bijenvolk heeft veel meer kans te overleven als het gezond en sterk de winter ingaat en over voldoende voedsel beschikt. Het bovenstaande klinkt zo eenvoudig, maar het schijnt toch zo moeilijk te zijn het in de praktijk te brengen! De steeds weer optredende grote of minder grote wintersterfte en de klachten over zwakke uitwintering maken dat wel duidelijk.

Hoe sterk is een volk werkelijk?

Klaarblijkelijk worden de fouten in de nazomer gemaakt. Vooral de volkssterkte wordt voortdurend verkeerd ingeschat. Een groot broednest in augustus, is nog geen garantie voor een probleemloze overwintering. Wie ruimt er, na het voeren, als een volk eigenlijk te zwak blijkt, het nog op?
Terwijl jonge volken in de nazomer nog groeien, ondergaan productievolken een dramatische inkrimping. Zelfs goed behandelde volken verliezen tussen half augustus en half oktober
meer dan de helft van hun bijen. Als winter-bijen blijven er in de regel ongeveer 12.000 over, zowel bij jonge als bij oude volken, tenminste als ze niet overmatig door de varroamijten geparasiteerd zijn.

Zwakke volken 'oplossen'

De overlevingskans van een volk in de winter is afhankelijk van de sterkte bij het inwinteren. Daarom doet men er goed aan productievolken die in augustus minder dan 20.000 bijen hebben op te lossen. Om zulke volken te herkennen is geen populatie schatting nodig. Als maatstaf geldt een doorhangende bijentros.
Als deze niet zichtbaar is door het vlieggat, kan het volk beter opgeruimd worden. Men kan ook ieder tweede of derde volk opruimen, waarbij natuurlijk de betere (wat betreft sterkte, zachtaardigheid, zwermnijging en honingoogst) behouden worden.
Goede volken worden eerst op twee kamers gezet, waarbij de onderste broedkamer (met de oudste raten) verwijderd wordt. Op de bodem komt  de tweede broedkamer, daarop de honingkamer
en daarop een lege kamer. De bijen uit de onderste broedkamer worden daarin geschud. Eventuele broedramen worden niet terug gegeven, maar even opgeslagen.
Hierna wordt een 'slecht' volk in zijn geheel of in delen achter de ingekrompen kast gezet. Daarna worden alle 30 ramen voor het vlieggat (met opstaphulp) geveegd. De broedramen worden weer bijenvrij opgeslagen.
Het volgende goede volk wordt weer op twee kamers gezet, maar krijgt nu niet meer de honingkamer terug, maar een kamer met de verzamelde broedramen.
De volken kunnen nu een eerste keer tegen de varroa met mierenzuur behandeld worden. Daarna gevoerd en weer met mierenzuur behandeld.



Jonge volken

Jonge volken kunnen nog tot in september groeien.
In september moeten ze een kamer vullen, of in oktober bij de eerste (nacht)vorst, 5 straatjes. Ze zijn dan tussen de 5.000 en 15.000 bijen sterk. Als ze bij vorst maar 3 straatjes vullen zijn ze duidelijk te zwak. Zulke volken worden door simpel op elkaar zetten verenigd. Als je geen jonge koningin wilt offeren, moet je er eerst 1 uithalen en in een volk tegen een oude wisselen.  
Als de volken in oktober verenigd worden gaan ze dubbel zo sterk de winter in, ook omdat het door 2 koninginnnen aangelegde broed nog uitkomt.
 

Een perfecte kringloop

Het oplossen of verenigen heeft weer een inkrimping van het aantal volken tot gevolg. Dit was door het samenstellen van jonge volken in het voorjaar vergroot.
Zodoende kunnen sterke volken ingewinterd worden, die meer kans op overwinteren hebben. Ze kunnen zich in het voorjaar zo sterk ontwikkelen, dat er weer nieuwe volken uit samengesteld kunnen worden. Zo wordt de kring gesloten.
Deze werkwijze volgt het al meer dan 100 jaar oude recept om volken succesvol te overwinteren.
Namelijk volken sterk, op nieuwe raten, met jonge koninginnen en voldoende voer inwinteren.
Dit recept moet nu alleen nog uitgebreid worden met de toevoeging:
en op tijd en grondig tegen de varroamijten behandeld.