Cornelis Hollestelle
(D-VII-j-1), geboren te Ellewoutsdijk op 23 oktober 1866, was de oudste zoon van Adriaan
Hollestelle en Regina Wilhelmina Rijnberg. Hij volgde zijn middelbare schoolopleiding in
Bergen op Zoom aan de toenmalige Rijks Hogere Burger School. Hij schijnt daar één van de
beste leerlingen te zijn geweest. Daarna volgde hij een opleiding tot waterbouwkundig
opzichter en vertrok in 1896 naar Nederlands-Indië om daar te werken bij 's Lands
Burgerlijke Werken. Hij werkte daar op verschillende plaatsen bij onder andere
irrigatieprojecten. In 1905 werkte hij een tijdje in Nieuw-Guinea. Op 5 mei 1907 werd hij
om gezondheidsredenen ontslagen uit 's Landsdienst met een toegekend pensioen van fl.
308,- per jaar en in het zelfde jaar keerde hij uit Batavia terug naar Tholen. Daar werd
zijn aandacht sterk getrokken door de studie over de Honte en het eiland Borssele, die
zijn vader kort daarvoor had voltooid. Hij besloot zich, onder leiding van zijn vader, toe
te leggen op archiefwerk en bestudering van de geschiedenis, vooral van de stad Tholen en
het gelijknamige eiland.
Op 11 oktober 1911 werd hij benoemd tot
gemeente-archivaris, als opvolger van zijn vader, die door zijn drukke werkzaamheden als
gemeenteraadslid het werk niet meer kon combineren. Hij bekleedde deze functie bijna 25
jaar, tot 1 januari 1936. Met ingang van die datum verleende de gemeenteraad van Tholen
hem eervol ontslag, maar tegelijk werd er een regeling getroffen om hem zijn werkzaamheden
voort te kunnen laten zetten. Hij overleed een half jaar later op 23 juli, 69 jaar oud.
Cornelis was ook archivaris van de Nederlands
Hervormde kerk op het eiland en correspondent van de Rijkscommissie voor Monumentenzorg te
Tholen en Sint Philipsland, tevens vervulde hij enkele administratieve functies. Hij kende
de historie en het archief van Tholen als geen ander en dit stelde hem in staat verzoeken
om inlichtingen nauwkeurig te beantwoorden en de bezoekers van het archief te helpen.
In
1888 hadden zijn vader en P. Laban een inventaris van het gemeentearchief van Tholen
gepubliceerd. Cornelis maakte op de stukken uit dit archief uitvoerige klappers,
afschriften en uittreksels die hem steeds van pas kwamen. Ook maakte hij vele afschriften
en uittreksels uit de doop-, trouw- en begraafboeken van het eiland Tholen. Deze
aantekeningen hebben meer waarde gekregen doordat in mei 1940 een groot aantal van deze
registers verloren is gegaan.
De archieven van de polders op Tholen hadden ook
zijn belangstelling. In de jaren 1923-1931 kwamen achtereenvolgens inventarissen gereed
van het archief van het waterschap Sint Maartensdijk, het waterschap Poortvliet, de
Deurloopolder, het waterschap Broek-en-Rooland, het waterschap
De-vrije-polders-onder-Tholen en de Muijepolder.
Andere resultaten van zijn onderzoekingen legde hij
vast in talrijke artikelen, die hij veelal publiceerde in het tijdschrift Sinte-Geertruydtsbronne.
Hij was bijzonder geïnteresseerd in de geschiedenis van het in de zestiende eeuw
verdronken Reimerswaal. Zijn landmeetkundige kennis gaf hem de mogelijkheden om vele
kaarten en andere afbeeldingen te tekenen. Hij tekende onder andere de kaarten voor De
Geschied- en Waterstaatkundige beschrijving van het eiland Tholen van zijn vader en
voor de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg maakte hij bouwkundige tekeningen van enkele
monumenten op Tholen. Over zijn schrijfstijl werd opgemerkt dat hij onderhoudend schreef,
een beetje ouderwets gekleurd en enigszins uitvoerig verhalend. Zijn artikelen werden als
ontspannend en leerzaam gewaardeerd.
In een 'In Memoriam' in het Nederlands
Archievenblad typeerde A. Meerkamp van Embden, rijksarchivaris in de provincie Zeeland
en inspecteur van de Gemeente- en Waterschapsarchieven Cornelis als "eene
merkwaardige figuur uit het kleine wereldje der Zeeuwsche archivarissen. In den omgang
maakte hij dikwijls een wat somberen indruk. Maar hij meende het opperbest met zijn
medemenschen en was de hulpvaardigheid zelve. Tholen verloor in hem een kundig archivaris,
onze vereeniging een toegewijd lid". J.F. Bevin beschreef Cornelis als een
plaatselijk historicus, "par excellence", die leefde volgens de traditie van
zijn vader. "Een stille, bescheiden, in zichzelf gekeerde man, die getekend was door
de moeilijkheden die hij in zijn leven heeft moeten doorstaan en waarin hij zich troostte
met een treffende gelatenheid. Studie en arbeid waren voor hem een afleiding en
rust." Volgens Bevin had Cornelis met zijn vader gemeen dat ook hij zeer godsdienstig
was en niet zo veel moest hebben van wat er in zijn tijd in de wereld omging.
Wereldvreemd, zouden wij zeggen.
Bibliografie
• Verhandeling over de Nederd. Herv. kerk van
Tholen, in: Het Huis van Oud en Nieuw, VIII, 1910, p. 379-383.
•
Het voormalig stadhuis te Vlissingen, in: Het
Huis van Oud en Nieuw, 1916, p. 335-346.
• Bijdragen in het tijdschrift Sinte
Geertruydtsbronne:
- De oude grensregeling tusschen Zeeland en Noord-Brabant (I, 1924).
- De voormalige kapel te Tholen (II, 1925).
- Het Cloveniersgilde te Scherpenisse (IV, 1927).
- Het voormalige kasteel te Poortvliet (V, 1928).
- De geschiedenis der Thoolsche veren (VI, 1929).
- De keur door Gravin Maria van Nassau 7 Mrt. 1594 aan het Cloveniers-gilde te
Scherpenisse geschonken (VII, 1930).
- Iets over oude gebruiken in de gilden te Tholen en omgeving (VII, 1930).
- Het voormalige kasteel te St. Maartensdijk (VIII, 1931).
- De plundering van Tholen in 1712 (IX, 1932)
- De voormalige stad Reymerswale (IX, 1932, XI, 1934).
- Naamsoorsprongen van plaatsen in het verdronken land van Zuid-Beveland (XI, 1934).
- Vroegere leenen en verdronken land van Zuid-Beveland (XII, 1935).
- Het oproer te Tholen in 1702 (XII, 1935, XIII, 1936)
Verder is door drukkerij/uitgeverij Pot in 1907 een
verhaal in dichtvorm gedrukt van de hand van C.H., getiteld Op bezoek bij een ouden man.
Cornelis heeft dit gedicht in 1907 geschreven. Een jongeman gaat bij een meisje en haar
oude vader op bezoek. De oude man vertelt aan hem zijn levensverhaal.
Ook heeft Cornelis vele archiefbronnen
getranscribeerd, niet alleen doop-, trouw- en begraafboeken, maar ook van de kerkelijke
rekeningen van Sint Maartensdijk en de rekening van het sacramentsgilde te Tholen.
Tekenwerk
Zijn vaardigheden als waterbouwkundig tekenaar
heeft Cornelis ook gebruikt voor het maken van tekeningen en schetsen van allerlei
objecten op het eiland Tholen. Als correspondent van de Rijkscommissie voor Momumentenzorg
tekende hij vele grote en kleine monumenten op het eiland. Hij had daarbij oog voor
technische details. In het Gemeentearchief van Tholen en het Zeeuws Archief te Middelburg
(topografisch historische atlas Zelandia Illustrata) berust een groot aantal van zijn
tekeningen. |