Levensvragen en gewone vragen.

 

1. Levensvragen zijn vragen waarbij je je levensvisie gebruikt om er een antwoord op te kunnen geven.

Dat antwoord is een stukje van je levensvisie.

 

Het is verstandig om veel fruit te eten. Deze zin is een LU. Ze bevat een stukje van je levensvisie. Degene die het zegt wil overtuigen en je kunt het niet controleren.

Je kunt deze zin ook opvatten als een (kort) antwoord op een vraag. Bijvoorbeeld de vraag:

Wat kan ik het beste eten? Of: Neem ik nu een appel of een zuurtje?

Omdat het antwoord op deze vragen een stukje van je levensvisie bevat, noemen we ze levensvragen.

 

Nog een voorbeeld: Je moet je huiswerk af hebben voor je op MSN mag. De vraag hierbij kan zijn: Mag ik chatten? Een levensvraag.

 

2. Niet-levensvragen (we noemen dat “gewone vragen”) zijn vragen waarop je een antwoord geeft zonder je levensvisie.

 

Kijk eens naar de volgende zinnen. Het zijn PU’s of FU’s. De vraag die je erbij kunt stellen is een gewone vraag. Want in het antwoord zit geen levensbeschouwing.

 

Spruitjes zijn vies (een PU) is een antwoord op

de vraag: Lust jij spruitjes?  Een gewone vraag, want het antwoord (een PU) bevat geen levensbeschouwing.

 

De treinreis tussen Amsterdam en Utrecht duurt ongeveer een half uur. (FU)

De vraag erbij is een gewone vraag: Hoe ver is het van Amsterdam naar Utrecht?

 

Vraag: Wat vind je van mijn nieuwe broek?

Antwoord: Die broek staat je goed. Het antwoord is een PU, dus het antwoord op een gewone vraag.

     

Hoe kan ik rose krijgen als die ik die kleur verf niet heb?

Een gewone vraag, want het antwoord is een FU.

Bijvoorbeeld: Je kunt een kleur lichter maken door er wit bij te mengen”

 

Om te bepalen of een vraag een levensvraag is, kijk je naar het antwoord.

Is het antwoord een FU of een PU (of bestaat het uit meerdere FU’s en/of PU’s) dan is de vraag een gewone vraag.

Als er in het antwoord minstens een LU voorkomt (eventueel samen met FU’s, PU’s en andere LU’s) dan kun je de vraag opvatten als een levensvraag.

 

 

3. Als je twijfelt…..

 

Er kunnen vragen zijn die niet meteen duidelijk zijn. Is de vraag: Moet ik stoppen voor een rood licht? nu een gewone vraag of een levensvraag?

 

Je kunt dit te weten komen door naar het antwoord te kijken. Als het antwoord is: Het is een verkeersregel dat je moet stoppen, dan is dit een FU. Je vat de vraag dan op als een gewone vraag.

Maar het antwoord kan ook zijn: Je moet je aan de verkeersregels houden. Dat is een overtuigingsuitspraak of LU en dan vat je de vraag op als een levensvraag.

 

4. Kleine levensvragen verwijzen naar grote levensvragen.

 

Als mensen elkaar vragen stellen, dan zullen ze vaak niet weten of het gewone vragen of levensvragen zijn. Heel vaak wordt een levensvraag ook niet gesteld of geformuleerd.

 

Als je met een klasgenoot naar school fietst en hij krijgt een lekke band, dan zul je lang niet altijd de volgende vragen stellen: Kom ik nog wel op tijd? En als ik te laat kom, krijg ik dan straf? Zullen ze denken dat het een smoes is als ik dit vertel? Moet ik bij hem blijven of vast doorgaan? Moet ik hem helpen? Het zijn stuk voor stuk levensvragen.

 

Als je even doordenkt, is je hele dag vol met levensvragen…maar misschien stel je ze wel nooit of denkt er niet bij na dat je ze hebt.

Mensen zullen zich hun levensvragen bewust zijn en ze soms wel uitdrukkelijk stellen en formuleren, als ze in een situatie komen waarin ze hun levensvisie nodig hebben om bijvoorbeeld een probleem op te lossen.

 

Jij en je klasgenoot, met een lekke band, komen enkele minuten te laat op school. Je leraar wil helemaal niet naar jullie uitleg luisteren, valt tegen jullie uit en geeft jullie een enorm pak strafwerk. Ik vermoed dat je heel verontwaardigd zult zijn. (Als je geen levensvisie zou hebben, zou je het best vinden ;-) en zoiets zeggen als:”Dat is niet eerlijk!”. Jij en die leraar verschillen van levensvisie en jullie denken verschillend over de levensvraag: “Wat is eerlijk?”

 

Die leraar neemt als jullie te laat binnenkomen in de klas in een oogwenk een beslissing (geeft het antwoord op een kleine, niet geformuleerde, levensvraag: “wat doe ik met deze leerlingen die te laat komen?”). Daarachter ligt een grotere levensvraag (Hoe kan ik als leraar het beste handelen naar mijn leerlingen?) En daarachter nog grotere. (Hoe kan ik een goed mens zijn? of: Wat is rechtvaardigheid?)

 

Als jij die beslissing onjuist vindt, kun je het beste in gesprek gaan over jullie verschillende overtuigingen. Ik denk dat je dan die leraar -eventueel op een later moment - best kunt uitleggen dat je er niets aan kon doen dat jullie te laat waren. Die leraar zegt dan misschien dat je de straf niet hoeft te maken en dat hij niet zo onredelijk had willen reageren. Wat hij dan zegt, is afhankelijk van zijn levensvisie en van zijn antwoorden op levensvragen. (Bijvoorbeeld: Moet ik me verontschuldigen naar een leerling?) in die situatie.

 

Kleine, gewone, alledaagse levensvragen verwijzen naar grotere, algemene levensvragen. Achter de beslissing of je, als je thuis komt van school, thuis een appel of een zuurtje of een zak chips eet (Wat zal ik eten?) zitten grotere levensvragen als: “Wat is gezond?” en “Hoe ga ik met mijzelf om?”

 

Ook de antwoorden op kleine levensvragen (= LU = stukje van je levensvisie) passen binnen de grotere, algemenere antwoorden op grote levensvragen. “Ik mag nu een zuurtje pakken”(een LU) past binnen de algemenere LU: “Ik mag best af en toe snoepen, als ik er voor zorg dat ik ook gezond eet” en de overtuiging: “gezondheid is belangrijk”.

 

 

 

5. Kenmerken van levensvragen in het boek.

 

Ook in het boek (Standpunt deel 1) wordt op bladzijde 9 t/m 11 uitgelegd wat levensvragen zijn….wat daar staat is niet fout, maar het is niet heel duidelijk. Als je moet beslissen of een vraag een levensvraag is of een gewone vraag, dan is de kans groot dat je er niet uit komt als de kenmerken in het boek gebruikt.

 

Toch is het wel leerzaam om die 3 kenmerken te bekijken.

 

1.   Het boek zegt: Levensvragen gaan over het grote geheel.

 

Ookal gaat niet elke aparte levensvraag over het grote geheel, als je bedenkt welke grotere en algemenere levensvragen erachter liggen, dan kom je uiteindelijke steeds uit bij “de zinvraag”. Wat is uiteindelijk de zin van dat er mensen zijn?; dat de aarde bestaat?; dat wij er zijn?; dat wij de dingen doen die we doen?

 

2.   Het boek zegt dat levensvragen je persoonlijk kunnen raken.

 

Wie je bent en wat je doet en wat echt belangrijk is…..vroeger of later denken alle mensen er over na en houdt het hen bezig. Er bestaat geen controleerbaar antwoord voor, maar je hebt wel antwoorden nodig om je leven vorm te geven en de moeite waard te maken.

Soms maken mensen in hun leven dingen mee die hen heel erg raken en veel indruk op het maken. Intens moeilijke of intens fijne ervaringen ofwel bestaanservaringen. Dan kunnen levensvragen heel groot en indringend worden en zijn goede antwoorden (antwoorden die je leven zin en betekenis geven) op die vragen nodig om je leven als zinvol te kunnen zien.

 

Stel je het volgende voor: In een huis breekt brand uit en alles brand af. De bewoners hebben net op tijd de vlammen kunnen ontvluchten, maar ze zijn alles wat zij hadden kwijt. Hun woning, kleren, persoonlijke spullen..alles. Na het blussen zien ze de ravage en dat ze niets meer hebben… welke levensvragen gaan er dan door hun hoofd of spreken ze tegen elkaar uit?

 

 

 

3.   Het boek zegt dat levensvragen geen vast antwoord hebben.

 

De antwoorden op levensvragen zijn voor mensen heel belangrijk. Zonder antwoorden heeft je leven geen zin, geen doel, geen betekenis. En toch zijn de antwoorden nooit zeker. Je kunt ze niet bewijzen. Voor sommige mensen zijn hun eigen antwoorden heel zeker: ze zijn een rotsvaste overtuiging. Andere mensen zijn minder zeker van hun antwoorden en twijfelen en zoeken meer. Maar zelfs als je zelf 100% overtuigd bent van je antwoord, kunnen andere mensen van andere antwoorden overtuigd zijn. En je heel zekere antwoord kan zelfs, door wat je in je leven meemaakt, nog veranderen.