4. Levensbeschouwing herkennen.

Over FU, PU en LU.

                                 

Mensen hebben levensbeschouwing en gebruiken die voortdurend.

Mensen gaan met elkaar om. Ze hebben bijvoorbeeld een gesprek met elkaar. In wat ze zeggen zit ook vaak (een stukje van) hun levensbeschouwing. Maar hoe kun je dat nu weten?

Het volgende is bedoeld om te leren levensbeschouwing te herkennen in wat mensen zeggen en schrijven.

 

4.1. Een zin is een betekenis.

 

Als mensen met elkaar spreken, dan doen ze dat in zinnen. Een zin bestaat uit een aantal woorden die samen een betekenis vormen.

Bijvoorbeeld: Mijn moeder heeft gisteren groente gekocht in Terneuzen.

 

Kleine veranderingen in een zin, veranderen de betekenis van die zin.

Bijv: Mijn moeder heeft gisteren brood gekocht in Terneuzen.

Of:    Mijn moeder heeft verleden jaar groente gekocht in Terneuzen.

         Mijn moeder heeft gisteren geen groente gekocht in Terneuzen.

 

Als je zomaar wat woorden achter elkaar plakt, dan is er geen zin. Dan krijg je on-zin: het betekent niets.

Groente onderbroek zwemt over de neus blij Terneuzen. Dit is een onzin: je kunt je er helemaal niets bij voorstellen.

 

4.2. FU, PU en LU.

 

Als je let op hoe ze een rol spelen bij levensbeschouwing, dan kun je 3 soorten zinnen of soorten uitspraken van elkaar onderscheiden.

1.    Feitelijke uitspraken (afgekort FU)

2.    Persoonlijke uitspraken (afgekort PU)

3.    Levensbeschouwelijke uitspraken ofwel Overtuigingsuitspraken (afgekort LU)

 

Deze uitspraken verschillen van elkaar doordat ze met een andere bedoeling gezegd worden.

Daarnaast zijn ze ook verschillend in de manier waarop ze juist of waar kunnen zijn.

 

Alleen in een Levensbeschouwelijke Uitspraak vind je (een stukje van) iemands levensbeschouwing. Maar ook feitelijke uitspraken en persoonlijke uitspraken zijn erg belangrijk en nodig als mensen over hun levensbeschouwing met elkaar praten!

 

4.2.1. Fu of Feitelijke uitspraak.

 

Kenmerken van een FU:

Kenmerk 1: De bedoeling van een FU is dat iemand iets wil meedelen dat juist is.

Iemand geeft dus informatie door en denkt zelf dat die informatie correct is.

 

Kenmerk 2: Of de informatie juist is, kun je op een of andere manier controleren.

 

Voorbeelden van FU’s:

-         Mijn horloge loopt 5 minuten voor.

-         Als je naar een witte doek kijkt bij het licht van een straatlamp, dan lijkt die doek geel of oranje.

-         Als je het kwadraat berekent van een getal boven de duizend, dan krijg je een getal van minstens zes cijfers.

-         Het gemiddeld inkomen van de mensen in Nederland is het laatste jaar minder gestegen als 10 jaar geleden.

-         In de vlag van Canada is een kastanjeblad te zien.

-         Een schrikkeljaar heeft 366 dagen.

-         Het volgende schrikkeljaar is weer in 2008.

 

Als iemand een FU zegt, dan wil hij iets meedelen dat juist is. Maar een FU hoeft niet juist te zijn. Degene die het zegt, kan zich vergissen.

 

Voorbeeld 1: “In de vlag van Canada is een kastanjeblad te zien”. Dit is een onjuiste FU. Ik heb altijd gedacht dat het een blad van een kastanjeboom was en ik vind het daar ook op lijken. Pas toen ik het in een boek opzocht en de uitleg bij deze vlag las, zag ik dat het een blad van een andere boom is: namelijk een esdoornblad.

Voorbeeld 2: Iemand vraagt me hoe laat het is en ik kijk op mijn horloge en heb niet in de gaten dat het stilstaat. Ik zeg: “Het is 11.00 uur” (terwijl het al later is). Deze zin is toch een FU, want ik deel iets mee waarvan ik denk dat het juist is!

 

Een leugen is een uitzondering. Als ik een leugen zeg, dan wil ik iets meedelen, waarvan ik weet dat het onjuist is.

 

Een FU kun je altijd op een of andere manier controleren. Je kunt bijvoorbeeld aan iemand uit Canada vragen wat voor een blad in de vlag staat. En als je op een andere klok kijkt en merkt dat die een andere tijd aangeeft, kun je bijvoorbeeld op een officiële klok kijken, hoe laat het precies is.

 

FU: “Dit is een muis.”

 

 

In schoolboeken staan erg veel FU’s. Het is belangrijk dat je de correcte gegevens leert. Je moet maar eens een willekeurige bladzijde opslaan in je boek voor geschiedenis, biologie of aardrijkskunde. Ik ben er bijna zeker van dat je daar bijna alleen maar Feitelijke uitspraken aantreft.

 

4.2.2. PU of persoonlijke uitspraak.

 

Kenmerken van een PU:

Kenmerk 1: Met een PU wil iemand iets meedelen over zijn beleving, smaak of ervaring.

Net als bij een FU wordt er informatie doorgegeven.

Kenmerk 2: Een PU is niet te controleren.

 

 

Voorbeelden van PU’s

-         Het is lekker weer vandaag.

-         1BP is een drukke brugklas.

-         Wat een mooie trui heb jij aan.

-         Blauw staat je erg goed.

-         Ik ben blij met mijn fiets.

-         Je bent een bemoeial, Truus.

-         Worteltjes zijn het lekkerste als ze niet helemaal gaar zijn.

 

 

 

Als iemand een persoonlijke uitspraak doet, dan kom je –strikt genomen- eigenlijk alleen iets te weten over de persoon die het zegt. In de zin “Worteltjes zijn het lekkerste als ze niet helemaal gaar zijn”, kom je eigenlijk niets te weten over wortels en over wat lekker is. Je komt iets te weten over de smaak en beleving van de persoon die dit zegt. Die beleving of smaak kan van persoon tot persoon verschillen.

 

PU: “Wat lief!”

 

Maar zelfs als iedereen het hetzelfde beleeft, blijft het een persoonlijke uitspraak. “Het is lekker weer vandaag” vertelt je alleen welk soort weer de persoon die dit zegt aangenaam vindt. De meeste mensen houden meer van zonnig weer, dan van kou en regen. Maar of een zonnige dag “lekker weer” is, blijft afhankelijk van wat je prettig vindt. Zo zou iemand na een lange periode van hitte en droogte een regenachtige en niet zo warme dag best als “lekker weer” kunnen beleven.

 

Een PU roept meestal niet veel discussie op. Heel vaak reageren mensen op een PU van een ander met een eigen PU. Bijvoorbeeld als een leraar tegen een collega zegt: “B1P is een drukke bruglas”, dan zegt die collega: “Bij mij is B1P vrij rustig” (een PU) of “Ik vind B1P inderdaad druk” (een PU) “Ze zijn druk, maar doen wel lekker mee” (twee keer een PU)

 

Een PU is niet te controleren. Dat hoeft ook niet, want wat heb je er aan om onjuiste informatie te geven over je smaak, beleving of ervaring?

 

Een PU bevat geen oordeel, geen overtuiging. Het deelt beleving, smaak of ervaring mee. Het is informatie.

Als ik als leraar zou zeggen: “Je klas is een vervelende klas”, dan zou je dat niet zo leuk vinden, maar een belediging kan het niet zijn. Ik zeg op dat moment niet meer dan hoe ik je klas beleef. Eigenlijk kom je niet veel te weten over je klas, maar vooral over mijn beleving van die klas.

 

Een misverstand: Vaak wordt een PU een mening genoemd. Alles wat geen controleerbaar gegeven is (dus een FU) wordt soms als “mening” aangeduid. Voor het vak levensbeschouwing geeft dit grote verwarring. Een PU en een LU is iets heel anders! Ik gebruik het woord “mening” liever niet, om deze verwarring te voorkomen. Een PU is een mededeling en een LU is een overtuiging (= stukje levensbeschouwing).

 

 

4.2.3. LU of Levensbeschouwelijke Uitspraak of Overtuigingsuitspraak.

 

Kenmerken van een LU:

Kenmerk 1: Met een LU wil iemand andere mensen overtuigen van iets.

Op een of andere manier drukt een Lu uit, dat je graag wilt dat anderen dit ook vinden.

Kenmerk 2:

- Wie het zegt, beleeft zijn zin als waarheid. Hij is ervan overtuigd.

- Je kunt het niet controleren.

 

Voorbeelden van LU’s:

- Nu niet computeren, maar huiswerk maken!

- Het is toch niet erg, als ik mijn huiswerk overschrijf.

- Roken op het werk zou verboden moeten worden.

- Dat mag iedereen toch zelf beslissen.

- Je kunt het!

- Ik moet mijn tanden poetsen voor ik naar school ga.

- Je kunt het beste de aanwijzingen van je leraar volgen.

- De appel valt niet ver van de boom. (uitdrukking)

- Er is leven op de planeet Mars.

- Ik zou maar een paar uur gaan slapen, als ik jou was.

 

In een LU wordt een stukje van iemands levensbeschouwing zichtbaar. Er zit dus iets van je levensbeschouwing in. Als je iets van je levensbeschouwing verwoordt, krijgt dat de vorm van een Levensbeschouwelijke Uitspraak. Het brengt een overtuiging onder woorden, die iemand heeft. Daarom kun je een LU ook “overtuigingsuitspraak” noemen.

 

Overtuigingen van mensen kunnen verschillen. Wie er gelijk heeft……..? Je eigen overtuiging is je eigen gelijk. Dat kan je hard roepen of je kunt proberen iemand anders te dwingen om je gelijk te geven. Maar als je geen geweld of macht wilt gebruiken, is er maar een manier om anderen jouw gelijk duidelijk te maken: In gesprek gaan en uitleggen waarom je vindt wat je vindt. Je hoopt dan een ander te kunnen overtuigen.

 

“Dit is van mij” (LU)

 

 

Twijfelgevallen.

A. “Je mag niet door rood licht rijden.” Zegt iemand tegen je. Deze zin kan een LU zijn, maar ook een FU.

Als hij bedoelt: “Er bestaat een regel, die zegt dat je voor rood licht moet stoppen”, dan is het een FU. Hij geeft je dan informatie over de verkeersregels. Die mededeling kun je controleren. (Kijk bijvoorbeeld in het verkeersreglement).

Als hij echter bedoelt: “Je moet je aan deze verkeersregel houden”, dan is de zin een LU. Hij wil je overtuigen om niet door rood te rijden. Heel veel mensen zullen het met deze LU eens zijn. Maar het blijft een overtuiging, die – gelukkig maar – heel veel mensen hebben. Maar af en toe rijden er mensen toch expres door rood licht. Misschien is hun overtuiging: “Ik mag een verkeersregel overtreden, als ik anderen niet in gevaar breng”. 

 

B. “Die rode broek staat je erg leuk.” (een PU)

 “Die moet je vaker aandoen.” (een LU)

Hier staan vlak na elkaar een PU en een LU. Dan zie je duidelijk het verschil tussen beide. In de eerste zin zegt iemand zijn smaak of beleving. In de tweede zin geeft hij je een advies en wil hij je overtuigen. Blijkbaar vindt hij het belangrijk, dat de ander leuk gekleed is. Daar zit de overtuiging in: “goed gekleed zijn is belangrijk en die rode broek zorgt daarvoor.”