1550-1644
De ontwikkeling van de sluizen en nederzetting.
De zending van de studiecommissie was voor de Gentenaren een teken dat ze het pleit hadden gewonnen en dat de schutsluis er zeker zou komen. Karel V liet zich niet beïnvloeden door de uit concurrentieregels geuite bezwaren van Antwerpen. (Dat is deze tijd niet anders) Hij gaf op 13 december 1549 de toelating de Landdijk, nabij de Joost Hamerlincksluis, te doorsteken en er de nodige sluizen, kaaien en havendammen aan te leggen. Het was Karel V er alles aan gelegen dat Gent een goede verbinding kreeg, dat hij zelfs bij zijn vertrek voorgoed uit de Nederlanden op 28 augustus 1556 dit deed via de werken aan de Sasse Vaart, gaf daar blijk van. Waarna hij zich inscheepte via de haven van Vlissingen om zo naar Spanje te vertrekken. Als men Sas van Gent binnenkomt, vanuit Terneuzen, ziet men nog een anker liggen dat afkomstig is van de rede van Vlissingen en mogelijk heeft behoort aan de vloot van Karel V. (het materiaal is van die tijd, vloeiijzer)
Op 29 augustus 1551 legde de schepen van Gent Antoine de Baenst de eerste steen van de Zoute Spey, het sluishoofd naar de Braakman. Door het vele getreuzel en het nijpende geldgebrek, vond de eerste steenlegging van de Zoete Spey vlakbij de landdijk, eerst tien jaar later plaats, op 8 mei 1561. Aan de beide sluishoofden bouwden men van 1551 tot 1563. Op 4 april 1563 konden het voltooide sas (sluis) en de aansluitende vaart feestelijk worden geopend. Die dag betekende meteen de officiële geboorte van de nederzetting Sas van Gent. Een haringschuit komende uit Dordrecht, met als schipper Pieter Jacobsz Soetemelck uit Lekkerkerk, voer als eerste boot door de sluishoofden en de Sasse Vaart rechtstreeks tot in Gent. (Zijn achterachter enz kleinzoon Joop Zoetemelk kwam in 1980, de eerste zondag na zijn overwinning in de Tour de France, deze intocht nog eens dunnetjes overdoen door in het geel als eerste over de finish te gaan in de Stationsstraat in de wielerronde van Sas van Gent)
Na deze feestelijke tijden vonden er al snel problemen plaats rondom de
sluizen. Op 1 juli 1564 stortten de verlaaggaten van het zoute spui in. Het
kunstwerk werd volledig afgebroken en 85 meter landinwaarts werd een nieuw
buitensluishoofd gebouwd. Het was helemaal voltooid voor de plechtige
openstelling op 29 juli 1567.
Marcus van Vaernewijck de Gentse kroniekschrijver schreef niet zonder trots hier
over het volgende:,,'t Is een weerck wel beziensweerdich, als oft van eenen
steen gegoten was.. die elcken diet ziet verwonderen doet".
Het is duidelijk dat de Sasse Vaart, met een diepte van slechts 1,30 tot
1,60m en een gemiddelde bodembreedte van 15 tot 19m geen echt zeekanaal was,
zelfs niet volgens 16de-eeuwse normen. Toch was het economische belang
aanzienlijk, dat blijkt uit de bewaard gebleven Rekeninghen vande Impoosten
vande Vaert. De meeste aanleggende schepen kwamen uit Holland en Zeeland,
Brugge, Nieuwpoort, Calais één enkele keer
zelfs uit een verre haven als La Rochelle.
In Gent stond de Sasse Vaart in rechtstreekse verbinding met de Leie en de haven
van de Graslei, via de Schipgracht kwam er later eveneens een verbinding met de
Lieve.
Hoe Sas van Gent er heeft uitgezien rond 1576 verkrijgen wij een duidelijk beeld van dankzij de kaart getekend door Pieter de Buck, hij was landmeter van de stad Gent. We zien er het systeem van twee dubbele sluizen, voorzien van verlaatgaten en gescheiden door een kom. Buiten het zoute spui waren de strekdijken opgericht, waartussen zich de havengeul in de Braakman bevond.
De Gentenaren hadden vele voordelen dankzij het gegraven kanaal. Op de Sasse Vaart en in Sas van Gent genoten zij vrijstelling van tol en ruime voorrechten, in ruil voor de grote opoffering die ze zich getroost hadden. Het hele kanaal, met inbegrip van de jaagpaden, de nederzetting Sas van Gent, de sluizen en de strekdijken, was integraal eigendom van de stad Gent. Ook juridisch vond dit zijn uitdrukking. Kanaal en Sas werden onttrokken aan de bevoegdheid van de schepenen van Assenede-Ambacht en op 8 november 1561 onder de rechtstreekse jurisdictie van de magistraat van Gent geplaatst. De Gentse schepenen kwamen in het Sas regelmatig recht spreken en op het eind van de strekdijk was overigens een galg opgericht, gelegen op het latere bolwerk Hollandia, terwijl er tevens een gevangenis in gereedheid was gebracht. In één der huizen op het zoute spui bezaten de schepenen van Gent een heus stadhuisje, opgetuigd met de Gentse en Vlaamse leeuwen.
Rond het Sas vormde zich een kleine nederzetting
van mensen die direct betrokken waren bij de havenbedrijvigheid. De beroepen
waren kaaimeesters, gezellen, arbeiders, winkeliers en herbergiers. Gent heeft
wel getracht te verhinderen dat zich hier een zelfstandig commerciële
agglomeratie zou ontwikkelen die de moederstad Gent concurrentie zou
aandoen. Gent had geleerd van plaatsen zoals Damme, Sluis en Aardenburg die een
concurrent waren geworden van Brugge in de 13e en 14e eeuw.
Dat is ook de reden dat men kan vaststellen dat het aantal huizen in Sas van
Gent tussen 1570 en 1640 nooit de 45 is te boven gekomen.
Er mocht ook van de Gentenaren geen handel en opslag van goederen plaatsvinden.
Enkel alleen lossen en laden was toegestaan. Alle koopwaar moest eerst naar
Gent worden
gebracht en aldaar worden verkocht om verder te worden verzonden. Nooit zou Sas
van Gent onder gezag van Gent een zelfstandige handelsplaats worden. Het
is slechts te danken aan de verovering op 5 september 1644 door Prins Frederik
Hendrik, dat het Sas wordt afgescheiden van Gent, en hiermee een zelfstandige gemeente
is geworden
De Sasse Vaart heeft aan Gent geen loon naar werken geboden. Oorzaak was de
Tachtigjarige oorlog, die in ruime mate rond de Westerschelde werd
uitgevochten.
Op 21 mei 1572, anderhalve maand na de verovering van Den Briel, kwamen de
watergeuzen uit Vlissingen de huizen en sluizen van het Sas in brand steken.
Vijf jaar duurden de herstelwerkzaamheden. Daarom werd er besloten om rond het
Sas versterkingen aan te leggen. In 1578 werd hier mee een aanvang genomen. De
Spanjaarden die in 1583 opnieuw zich meester maakten van het Sas, gingen de bouw
van de vesting verder ter hand nemen. Zij legden versterkingen aan de oostzijde
van de Sasse Vaart, met als belangrijke sterkten het fort Rodenhuize en die van
Sint-Antonius te Zelzate
In 1644 volgde dan de verovering van het Sas door Frederik Hendrik, waarna de fortificatiën daar andermaal werden versterkt en uitgebreid.