De stroppendragers

 

In 1537, wanneer de economische toestand in het Gentse al alles behalve rooskleurig is, wordt de stad een bijkomende keizerlijke oorlogsbede opgelegd. Daarmee komt de lont in het kruidvat... en een zoveelste Gentse Opstand is een feit. Gent weigert te betalen en na tal van juridische procedureslagen en verzetten komt het uiteindelijk tot een gewapende rebellie tegen de vorst.
De stroppendragers
Getergd door de Gentse halsstarrigheid en vastbesloten zijn geboortestad definitief en absoluut te onderwerpen besluit de vorst dan ook persoonlijk orde op zaken te zullen stellen. Op 14 februari 1540 maakt de keizer zijn intrede in een bange stad, gevolgd door tal van prominenten en een legermacht van meer dan 5000 soldaten. Gent houdt het hart vast  10 dagen later, op van zijn 40ste jaardag, ontbiedt hij een eerste keer de stadsmagistratuur naar het Prinsenhof...

Het keizerlijke vonnis dat het lot van Gent beslecht, wordt op 29 april 1540 theatraal geproclameerd en herleidt Gent tot een tweederangs provinciestad.
De stad wordt schuldig bevonden aan trouweloosheid, ongehoorzaamheid, verdragbreuk, opruiing, muiterij en majesteitsschennis.

De stad verliest al haar vrijheden en privileges. De stadscharters moeten worden ingeleverd, alle goederen van de stad worden geconfisqueerd, Klokke Roeland moet uit het Belfort gehaald en de stad moet een enorme boete betalen.
Verder dient de Sint-Baafsabdij plaats te maken voor een Spaanse dwangburcht en moeten enkele stadsversterkingen en stadpoorten eraan geloven.
Ook voorziet de sententie in een verregaande vernedering voor de stad en haar inwoners.
Zo vertrekt op 3 mei 1540 een stoet Gentenaars vanaf het stadhuis richting Prinsenhof. De schepenen, stadssecretarissen en alle stadsambtenaren, 30 notabele poorters en de ambachtsdekens lopen blootsvoets en zijn gekleed in een zwarte tabbaard. Daarop volgen 318 leden van de kleine ambachtsgilden en 50 wevers.

De stoet wordt gesloten door 50 'creesers' (oproerkraaiers), enkel gekleed in hun hemd en met de strop om de hals, als teken dat zij de galg hebben verdiend. In het Prinsenhof dienen zij neergeknield en met luide stem genade af te smeken aan de keizer en zijn zuster, Maria van Hongarije. Van dat ogenblik dagtekent de naam Stropdrager.