St. Elizabethsvloeden

Eerste Sint Elizabethsvloed (1404)

Op 19 november 1404 overstroomden grote delen van vooral Vlaanderen, maar ook delen van Zeeland en Holland overstroomden. Deze stormvloed werd berucht als de Eerste Sint Elizabethsvloed. De schade was verschrikkelijk. Het gebied van het huidige Zeeuwsch-Vlaanderen was enkele decennia eerder, in 1375 ook al overstroomd. Hierdoor was de Zuudzee ontstaan. Eromheen waren net allerlei polders herdijkt hierin waren nieuwe parochies herrezen. Alles ging in 1404 weer verloren. Daar bleef het niet bij: een hele landtong met daarop de stadjes IJzendijke en Hugevliet, die in 1375 gespaard waren gebleven, werd in de golven verzwolgen.

Tweede Sint Elizabethsvloed (1421)

Op 19 november 1421 zaaide de beroemde Sint Elizabethsvloed dood en verderf in Zeeland en Holland. Het ging hier waarschijnlijk om een bijzonder zware noordwesterstorm gevolgd door een zeer hoge stormvloed. Van een springvloed zoals in 1953 was geen sprake, maar het natte weer was er de oorzaak van dat het rivierwaterpeil nog zeer hoog stond. Daar kwam bij dat in de decennia voor de vloed al diverse malen gaten waren geslagen in de kustlijn van de Grote Waard, de zuidkant van het huidige Zuid-Holland. Zodoende kon de vloed een grote zeearm slaan tussen Zuid-Holland en Zeeland, waardoor de hele Grote Waard voor lange tijd verloren zou gaan en nooit meer in vergelijkbare vorm zou terugkeren. Op de plek waar het water het diepste in het land doordrong, nog voorbij Dordrecht, zou het water voorgoed blijven staan. Op deze plek vormde zich, weliswaar niet in één dag zoals de mythe wil doen geloven, maar over tientallen jaren de Hollandse Biesbosch.

Niet in heel Zeeland waren de gevolgen desastreus. Het westelijk deel van Zeeuwsch-Vlaanderen werd dit keer nauwelijks getroffen. Noord-Beveland daarentegen werd zwaar geteisterd. Het eiland werd zo zwaar getroffen, dat Jan van Beieren het vrijstelde van een deel van de belastingen om herstelwerkzaamheden mogelijk te maken. Ook Zuid-Beveland was zwaar getroffen. Vooral de parochies van Beoosten en Yerseke liepen groot gevaar om bij een volgende stormvloed te overstromen. Ook de parochies op Schouwen en Duiveland bleken in de jaren na de Elizabethsvloed niet in staat om de contributie aan de bisschop in Utrecht op te brengen, omdat ze druk doende waren met herstelwerkzaamheden. In totaal gingen op de 19e november van 1421 dertig dorpen en circa 2000 mensenlevens verloren aan de verwoestende kracht van de golven.