Op de boerderij

De meeste vikingen woonde op het platteland. Over het hele land verspreid lagen kleine en grote boerderijen. Als je in Scandienavie woonden kon je haver en gerst verbouwen,soms ook rogge. Als je geluk had ook nog tarwe. Maar als je in IJsland en Groenland waar het niet groeide moest je van de jacht,de visserij en het fokken van dieren leven. De vikingen teelde ook groente en fruit ze hielden kippen, schapen, koeien, geiten, ganzen, varkens en paarden en droogde of rookte vis. Kinderen hielpen overal mee op het land en als ze ossen hadden spande ze die voor de ploeg. Ze scheerde hun schapen en stopte kippen veren in kussens en matrassen. Van de koeien en geiten hadden ze vlees, melk en leer. Als ze noch een tuintje hadden verbouwde ze daar op uien, bonen en kolen.

De bouw van een boerderij

Boerderij Huizen van vikingen werden ook wel langhuizen genoemd. De huizen werden gebouwd van wilgen tenen, leen, hout, turf, stro en stenen. Het belangrijkste deel was hoofd gebouw dit kan wel 30 m. lang zijn,daar werd geslapen, gegeeten en gewerkt. Langs de muren waren ruimtens waar melk en kaas werd bewaard. De muren werden van turf gemaakt en het dak van houten balken met turf er overheen, dat was warm en droog. Soms lieten ze ook gras op het dak groeien, dat was om te beschermen. In het miden van het huis zat een gat waar de rook van de haard uit kon.

Eten

op de boederij De vikingen hadden twee maaltijden per dag een ‘s morgens om 7 uur en ‘s avonds om 8 uur. De vrouwen waren een berg tijd kwijt aan het klaar maken van eten. Ze maakten vooraad potten om het eten te bewaaren. De rijken en de armen aten heel verschillende dingen.