Descendants of Adriaen Joosten FEIJTEL

Notes


419. Cornelis FEIJTEL

laatst adres


341. Jan FEIJTEL

Aan de Noordsingel in Rotterdam

Beroep: Opticien


354. Jan FEIJTEL

Oorlogsslachtoffer 2e W.O.


355. Johannis Jan FEIJTEL

De geschiedenis van Dinteloord en Prinsenland
Het veen
Rond het jaar 1000 maakte West-Brabant deel uit van een enorm veengebied. Dit omvatte een groot deel van Vlaanderen, geheel Zuid-West Nederland en Noord- en Zuid-Holland.
Door de geleidelijke stijging van de zeespiegel spoelde het water geulen in het veen. Het werd doordrenkt met zout zeewater.
Het veen of turf vormde een belangrijke bron van inkomsten voor de plaatselijke bevolking. Een deel van de turf werd als brandstof verkocht, een ander deel werd ter plaatse verbrand en uit de as werd zout gewonnen.
Door deze turfwinning verdween het veen geleidelijk. Na de Elizabeths-vloed van 1421 was er vrijwel niets meer van over.
Op de zandige ondergrond werd onder invloed van de getijden zand en klei afgezet. Langzamerhand ontstonden er droge plekken (gorzen), die bij vloed niet meer onderliepen.
De inpoldering
Philips Willem - de oudste zoon van Willem de Zwijger - kwam in 1596 na een lang gedwongen verblijf in Spanje in de Zuidelijke Nederlanden terug.
 Als Heer van Steenbergen was hij eigenaar van het gors tussen Vliet en Dintel. Hij besloot het te bedijken en er dus een polder van te maken.
In 1605 werd door zo'n 6000 arbeiders een dijk van 18 km lengte aangelegd. De Oud-Prinslandse polder was geboren. Onmiddellijk daarna begon men met de aanleg van het Dorp Dinteloord.
 Tot in de 19e eeuw heeft men nog andere - kleine - polders ingedijkt. De geschiedenis van deze polders is een verhaal apart.
Van 1606 tot 1997 is Dinteloord en Prinsenland een zelfstandige gemeente geweest. Door de gemeentelijk herindeling maakt Dinteloord thans deel uit van de gemeente Steenbergen.


Johannis Jan FEIJTEL

De geschiedenis van Dinteloord en Prinsenland
Het veen
Rond het jaar 1000 maakte West-Brabant deel uit van een enorm veengebied. Dit omvatte een groot deel van Vlaanderen, geheel Zuid-West Nederland en Noord- en Zuid-Holland.
Door de geleidelijke stijging van de zeespiegel spoelde het water geulen in het veen. Het werd doordrenkt met zout zeewater.
Het veen of turf vormde een belangrijke bron van inkomsten voor de plaatselijke bevolking. Een deel van de turf werd als brandstof verkocht, een ander deel werd ter plaatse verbrand en uit de as werd zout gewonnen.
Door deze turfwinning verdween het veen geleidelijk. Na de Elizabeths-vloed van 1421 was er vrijwel niets meer van over.
Op de zandige ondergrond werd onder invloed van de getijden zand en klei afgezet. Langzamerhand ontstonden er droge plekken (gorzen), die bij vloed niet meer onderliepen.
De inpoldering
Philips Willem - de oudste zoon van Willem de Zwijger - kwam in 1596 na een lang gedwongen verblijf in Spanje in de Zuidelijke Nederlanden terug.
 Als Heer van Steenbergen was hij eigenaar van het gors tussen Vliet en Dintel. Hij besloot het te bedijken en er dus een polder van te maken.
In 1605 werd door zo'n 6000 arbeiders een dijk van 18 km lengte aangelegd. De Oud-Prinslandse polder was geboren. Onmiddellijk daarna begon men met de aanleg van het Dorp Dinteloord.
 Tot in de 19e eeuw heeft men nog andere - kleine - polders ingedijkt. De geschiedenis van deze polders is een verhaal apart.
Van 1606 tot 1997 is Dinteloord en Prinsenland een zelfstandige gemeente geweest. Door de gemeentelijk herindeling maakt Dinteloord thans deel uit van de gemeente Steenbergen.