in Dinteloord.
in 1907 aldaar woonachtig
Beroep: Arbeidster
tijdens haar overlijden aldaar woonachtig.
Overleden in het ziekenhuis in Rotterdam aan de Bergweg 323
tijdens haar overlijden aldaar woonachtig.
Beroep: Politiebeambte
Beroep: Dienstbode
Beroep: Arbeider/Metselaar
Beroep: Landbouwersknecht
Volgens Ton Schulte is Cornelis overleden in 1899.
Adriana Feijtel
Successiememorie overledene op zaterdag 13 juli 1901 Kattendijke
Kantoor (office) : Goes
Nummer (number) : 6/2063
Adriana Feijtel
Overleden te (died in) : Kattendijke
Overleden op (died on) : 13 juli 1901
Inventarisnummer (inventory number) : 743
Filmcassettenummer (number of filmbox) : 121
Jacob Cornelis Feijtel
Successiememorie overledene op woensdag 19 november 1902 Kattendijke
Kantoor (office) : Goes
Nummer (number) : 6/3098
Jacob Cornelis Feijtel
Overleden te (died in) : Kattendijke
Overleden op (died on) : 19 nov. 1902
Inventarisnummer (inventory number) : 745
Filmcassettenummer (number of filmbox) : 121
Beroep: Landbouwer
Beroep: Landbouwer
Deze persoon komt niet geloofwaardig over, vader is 6 jaar bij geboorte en moeder 3 jaar
Of is het een Kornelia (?)
Beroep: Boerenknecht
Wie in de 19e eeuw geboren werd in het westen van Nederland liep groot risico op een vroege dood. De zuigelingen- en kindersterfte in dit deel van ons land lag hoger dan in de rest van Nederland. Wie in die tijd geboren werd op de Bevelanden, Tholen of Sint Philipsland maakte nog minder kans op leven. Het sterftecijfer onder baby's was hier lange tijd het hoogst. Daar is niet een eenduidige verklaring voor te geven. Verschillende factoren zijn daarop van invloed. De hoge sterftecijfers in Zeeland - onder meer door de Zeeuwse koortsen - werden in de negentiende eeuw al regelmatig aan de orde gesteld door medici. Verklaringen die daarvoor werden gegeven hadden meestel te maken met ecologische omstandigheden als "besmette lucht" of "moerasgif". Later werd gewezen op de slechte hygiënische omstandigheden. Daarnaast werd de hoge babysterfte (meestal door diarree en dysenterie) geweten aan de onvoldoende borstvoeding die moeders gaven. De kinderen kregen in plaats daarvan "dikke broodpap, aangemengd met enkele melk en bruine keuken suiker", zo antwoorden 4 artsen in 1863 op vragen van een bezorgde burgemeester J.H.L. Vader van Wissenkerke. De maag van een kind kon broodpap volgens de medici niet verdragen. Aangeraden werd om baby's koemelk verdund met water en wat suiker te geven. Uit onderzoek naar de zuigelingensterfte in de negentiende eeuw op Noord- en Zuid-Beveland, Tholen en Sint Philipsland kwam Wissenkerke als trieste winnaar uit de bus. In dit dorp was de babysterfte het grootst. Koning Lodewijk Napoleon maakte zich zorgen om het tekort aan borstvoeding. Zo vaardigde hij op 6 juni 1809 zelfs een decreet uit om moeders te stimuleren hun kinderen de borst te geven. in dit decreet werd afgekondigd dat de meest verdienstelijke huismoederop Zuid-Beveland "die alle hare kinderenzoogen en gezoogd hebben twee Oor IJzers van Goud" zouden ontvangen. In sommige plaatsen zijn deze 'zoogpremies' ook daadwerkelijk toegekend en tijdens een feestelijke plechtigeheid uitgereikt. De Middelburgse geneeskundige Jan Cornelis de Man (1818-1909) was in 1853 de eerste die de aandacht vestigde op de hoge sterfte onder pasgeborenen op Noord- en Zuid-Beveland. Op basis van statistische gegevens concludeerde hij dat de levenskansen van zuigelingen in dit gebied aanzienlijk slechter waren dan in de rest van Zeeland. In de zomer was de sterfte het hoogst. Vrouwen gingen aan het werk op het land en lieten de zorg van hun baby's aan anderen over. Gevolg: geen borstvoeding, maar 'verkeerde papjes', die vaak ook nog eens op onhygiënische wijze klaargemaakt werden. Zuigelingensterfte kwam het meest voor binnen de arbeidersklasse. Rond het midden van de negentiende eeuw stierven b.v. in Wolphaartsdijk vier op de tien kinderen voor hun eerste verjaardag. en zes op de tien voor hun vijfde. Dat is absurd hoog te noemen. Tal van factoren zijn van invloed op de hogere sterfte onder baby's in Goes en omgeving. Inderdaad, er werd weinig borstvoeding gegeven en de hygiénische omstandigheden waren slecht. "Iedereen deed zijn behoeften in een ton achterin de tuin. als die vol was werd-ie door pa opgepakt en in de tuin uitgestort. Dat bleef dan in warme zomers liggen op de keiharde kleigrond". Een belangrijke factor in verband met de hoge zuigelingensterfte in Goes en omstreken, is de hoge vruchtbaarheid onder de vrouwen. Er was kennelijk een druk om na het overlijden van een kind weer snel zwanger te worden. De wens om gestorven kinderen te vervangen kwam veel voor en omdat de vrouwen weinig borstvoeding gaven, waren ze vruchtbaarder. Wolphaartsdijkse vrouwen brachten in de periode 1841-1870 gemiddeld 11,8 kinderen ter wereld. En hoe meer kinderen men kreeg, hoe meer er ook overleden. De situatie in de onderzochte gezinnen verbeterde in de 2e helft van 19e eeuw. Er kwam meer welvaart en meer aandacht voor hygiéne. Aan het eind van 19e eeuw weken de sterftecijfers, ook die voor zuigelingen, niet meer af van de rest van Nederland. Ook de geboortecijfers waren toen fors gedaald. De periode 1840-1850 was een zwarte periode, met armoe en de aardappelziekte. Vanaf 1870 ging het langzaam aan wat beter.