| |
MENSEN VAN BIGGEKERKE,
Met een zekere tegenzin
begin ik te schrijven. Al dat verdriet weer ophalen. Heeft dat zin? Misschien
toch goed dat het nageslacht hier meer over weet. Dus.....17 september 1944, een
zwarte datum die je nooit vergeet!
Prachtig na -zomerse dag. Rustige avond, waar veel mensen van genoten. Mooi weer
was iets dat niet door de oorlog verwoest kon worden. Om 8 uur zou ook dat
genoegen weer afgelopen zijn. Na achten moest ieder n.l. naar binnen, je mocht
zelfs niet in een tuintje vóór of achter het huis. Maar die zondagavond was
ieder op Biggekerke zelfs eerder in huis. Ongeveer 7 uur: Vliegtuigen die kleine
blikjes uitwierpen, blikjes iets groter dan een Buisman - blikje. Aan die
blikjes een lont die brandde. We werden bang, wisten niet wat dit te betekenen
had. Hadden we dat maar wél geweten. Deze brandende blikjes dienden n.l. als
spoor voor de bommenwerpers die kort daarna hun verwoestende lading lieten
vallen. Het dreunen van die zware vliegtuig motoren die angst aan joegen. Wat te
doen. Waar schuilen? In de kelder? Nee toch maar niet. Toch maar beter
onder de trap. Bij bombardementen in Vlissingen hadden we vaak gezien dat in
haast totaal vernielde huizen de trap nog overeind stond. Bang...bang en nog
eens bang. De akelige fluitende geluiden en dan de oorverdovende dreunen en
schokken van de inslaande bommen. Een hels lawaai, werkelijk een inferno. Ieder
ogenblik denkend dat onze laatste minuten geslagen waren. Minuten die uren leken
te duren. En dan ineens...stilte!
Even waren we nog bang dat er gas bommen gegooid waren, vanwege de stank. Bang
kropen we tevoorschijn Wat zouden we te zien krijgen. Overal glas en puin
Buurman Willem Kleinepier was de eerste mens die we zagen. "Leven jullie
nog alle drie?" De buren aan beide zijden hadden deze ramp overleefd,
maar toen we de straat inkeken begrepen we algauw dat zich in korte tijd een
vreselijke ramp voltrokken had. In elkaar gestorte huizen, grote gaten in de
straat, stromend water in de straat. Waarschijnlijk een waterader geraakt, want
waterleiding was er toen nog niet. Overal puin en glas en dakpannen. Ontzetting
op ieders gezicht. Niet te geloven. Schrikbarend, wat een verwoesting.
Samen met Corrie Geldof
toch naar het dorp want we waren allebei E.H.B.O. lid en hadden de instructie
ons bij calamiteiten bij de Hr Stuy te melden. Hij was hoofd van dienst. We
konden er haast niet komen vanwege bomgaten en puin. We kregen de opdracht naar
de duinen te gaan om te zien of we daar ergens hulp konden bieden. Piet Jan
Verhage was daar ook bij. Het huis van Wannes Klaasse, naast van Keulen en
tegenover Kees Jobse, later Brugman, lag helemaal in elkaar. Klaasse was de
enige overlevende en had een open beenbreuk. Provisorisch verbonden en op een
deur gelegd, daar ruiterstokken onder en om de beurt hebben we de man naar het
dorp gedragen.
Klaase was de grootste tijd bewusteloos, maar kwam af en toe bij en vroeg dan
naar vrouw en kinderen. Vreselijk, want we wisten dat ze niet meer in leven
waren, zeiden dat anderen daar voor zorgden.
Het was inmiddels haast donker en overal waren nog mensen aan het zoeken naar
levenden en doden onder het puin. Er werd op gedempte toon gesproken en af en
toe werd gevraagd of ieder even wilde stoppen omdat men dacht onder het puin
vandaan iemand te horen.
Ieder die kon hielp, maar op een gegeven moment moest er gestopt worden want
niemand durfde licht maken uit angst voor nog een aanval. Ook de Duitse soldaten
die in het dorp gelegerd waren hielpen waar ze konden. Zij hadden ook zes mensen
verloren.
Dan naar huis. De buren
David Wijkhuis en zijn vrouw, mijn moeder en broer hadden samen wat bedden op de
vloer in het buurhuis gelegd. Het buurhuis was n.l. iets minder beschadigd dan
het onze. De houten schuif blinden konden gelukkig nog min of meer dicht. Er was
natuurlijk geen ruit heel. Met kleren aan toch maar gaan liggen. Allemaal bang
en niet kunnen slapen. Op den duur toch wat weggedommeld maar ineens klaar wakker.
In de poort tussen de huizen lag het vol met puin, en over dit puin hoorden we
" iets" of " iemand " .
Gespannen, bang, wat kan dat zijn? Samen naar de achter deur. David voorop. Het
was Herta, hun hond gevorderd en meegenomen naar Vrouwenpolder. Een mooie Duitse
herdershond. Ontsnapt en dat hele eind in de nacht de weg terug gevonden naar
zijn "eigen mensen".
Ondanks alle narigheid toch even blijdschap. De hond werd overigens een paar
dagen later weer opgehaald.
De volgende dagen werd er
nog steeds gezocht naar slachtoffers.
Verdriet, verslagenheid alom. En dan de begrafenissen. Iedere dag enkele
families. We waren daar van de E.H.B.O. om de beurt met enkelen aanwezig ter
ondersteuning. In de consistorie van de kerk was een deel van de slachtoffers
opgebaard. Kist naast kist. Allemaal dorpsgenoten, familie, vrienden, goede en
minder goede bekenden.
Afschuwelijk, verschrikkelijk, eigenlijk onbeschrijfelijk!
Tegelijkertijd ging het leven door; mensen waren ook bezig om de straten weer
begaanbaar te maken.
Op het moment dat mijn oom Kees Caljé gevonden werd liep ik samen met een tante
in de buurt. Moeders jongste broer, die als een vader voor ons was. Met vrouw en
twee kinderen ook slachtoffer van dit oorlogsgeweld. Geen woorden voor.
Veel later heb ik van
Floor mijn man gehoord dat hij samen met Jan Corbijn , de aannemer, een
boodschap naar Londen had doorgegeven dat het geschut, dat rondom het dorp
opgesteld was, slechts schijn - geschut was Is die boodschap niet goed
doorgegeven, niet aangekomen?
Hoe dan ook, in enkele minuten was een heel dorp in diepe rouw gedompeld. De
namen van de slachtoffers staan gegrift in de gedenksteen op de begraafplaats.
Ik hoop dat ieder die dit leest en zo'n bombardement niet heeft meegemaakt, dit
ook in de toekomst nooit mee zal moeten maken.
Het is één van de
vreselijkste gebeurtenissen in een mensenleven.
Maaike M. de Wolf -Mol.
Zoutelande 60 jaar
bevrijd
Home
|