De werking van het 'gasdrukgeweer' als volgt. Bij het afvuren van een patroon in de kamer wordt een hoge gasdruk ontwikkeld. Deze druk drijft de kogelpunt uit de huls van de patroon en perst die door de loop, richting loopmonding. Ongeveer halverwege de loop is een klein gaatje geboord, het gasaftapgat. Omdat de kogel de loop nog niet heeft verlaten, blijft de gasdruk in de loop hoog. Een klein gedeelte van die gasdruk ontsnapt via dit gas aftapgat en komt in een kleine cilinder terecht. In die cilinder is een zuiger aangebracht.
Door de plotselinge en felle gas drukstoot krijgt de zuiger in de cilinder een bewegingsslag naar achteren. Aan de zuiger is meestal een zuigerstang verbonden. Die zuigerstang is op zijn beurt weer verbonden met de afsluiter.
Door de stootwerking van de zuiger krijgt de afsluiter een impulsstoot en wordt daardoor naar achteren gedreven. Inmiddels heeft de kogelpunt de loop dan verlaten, de loop is daardoor open bij de loopmonding en de gasdruk loopt terug naar het normale niveau. De beweging van de afsluiter is dan al in werking gesteld en blijft doorgaan. In de meeste gevallen roteert de afsluiter via nokken en een nokkenbaan of -rail. Hierdoor wordt de afsluiter ontgrendeld van de loop of het staart stuk. De huls wordt tegelijkertijd uit de kamer getrokken en daarna uitgeworpen. De slagpin en/of de hamer (of het inwendige slagstuk) wordt gespannen, waarna de afsluiter in achterste stand wordt gestuit. In middels is door de teruglopende afsluiter de sluitveer gespannen. Onder druk van die sluitveer schiet de afsluiter weer naar voren, neemt tegelijkertijd een nieuwe patroon vanuit het magazijn mee en duwt die in de kamer van de loop. Als de patroon daarna wordt afgevuurd, zal de cyclus zich herhalen.
