Sint Eloy in beeld en woord.



 LANG GELEDEN
ter gelegenheid van de SintEloyReünie 2008
geschreven door
Huub Storm ,
leraar Nederlands aan de kath. H.B.S. & M.M.S Sint Eloy te Schoondijke en Oostburg.


" Meneer Storm " zou het ontzettend waarderen als jij
aanvullend of kritisch zou reageren op onderstaande tekst.
Je kunt je reactie mailen.
Klik HIER voor een e-mail-formulier.



  
LANG GELEDEN

Al negen jaar wijdde dr. C.A. Spierenburg, direkteur van Sint-Eloy, de verse katholieke hbs en mms in West-Zeeuws-Vlaanderen, zich aan de oplossing van een hele reeks problemen. Toen het gemeentehuis van IJzendijke te klein geworden was, had hij via bemiddeling van dr. P. Lieftink, de man die als minister in 1945 de Nederlandse financiën gesaneerd had, de beschikking gekregen over het verlaten bouwvakarbeiderskamp in Schoondijke. Ze hadden elkaar leren kennen toen ze in de oorlog onder toezicht van het Internationale Rode Kruis als reserve-officieren van het Nederlandse leger geïnterneerd waren in Duitsland. 
           Aanvankelijk werden slechts enkele nishutten gebruikt maar gaande weg allemaal. Voor het schooljaar 1956/57 werd zelfs helemaal achteraan op het terrein een prachtige nieuwe houten barak in gebruik genomen met drie ruime lokalen. In het midden zat een grote klas 3 hbs en aan elke kant een eerste klas. Maar het nishuttenkamp werd te klein en er moest nou toch ook eens een echt schoolgebouw komen. Maar waar? De steden in de streek, elk met 100 tot een enkele met welhaast 4000 inwoners, waarvan een derde katholiek, werden het er maar niet over eens. Er moesten bovendien zoveel mogelijk leerlingen geworven worden. En natuurlijk ook bekwame en bevoegde leraren van elders overgehaald om in dit afgelegen oord te komen werken. Een belangrijk lokkertje was dat er woningen genoeg waren.

            In de zomer van 1956 was hem ter ore gekomen dat er in een brabants dorp een schoolmeester was die de bevoegdheid Nederlands m.o.-A had en voor m.o.-B studeerde. Die werd gebeld en kreeg te horen dat hij in Schoondijke onmisbaar was en dat zijn werk in dat brabantse dorp kon worden overgenomen door elk meisje dat van de kweekschool kwam. Daar moest hij om lachen, maar hij schoof z’n plan om snel af te studeren opzij en ging naar Schoondijke: een nieuw onderwijs-avontuur in een nog onbekende streek.
           
Ik was niet de enige nieuwe. Pater Smits is ongetwijfeld de meest bekende gebleven, niet alleen als geschiedenisleraar. We noemen hem hier met naam en titels: Dom. Dr. Arnoldus J.A. Smits O.S.B. Hij woonde in de Sint-Pietersabdij in Steenbrugge. De historicus Jo Backerra was zijn naaste kollega. Ad Theuns kwam wiskunde geven. Hans Heeren werd tekenleraar en naaste kollega van Thea Spierenburg, die tekenles en handwerken gaf. In het echte schoolgebouw, waarin nu ’t Zwincollege huist, zijn nog versieringen te zien die Hans Heeren ontworpen heeft en gedeeltelijk ook uitgevoerd. 
           
Ik mocht kollega worden van de vrolijke, vrome en zachtmoedige zanger Leo Ruijtenburg, ook al uit de beginjaren. Toen ik enige tijd een deel van zijn lessen moest overnemen, kreeg ik de raad: “Wenn du zu den Frauen gehst, vergiss die Peitsche nicht.” Natuurlijk waren dat gewoon schatten, maar ze probeerden hem vaak te verleiden een aria ten beste te geven en als ze nu maar lang genoeg zeurden, lukte dat wel. Later, in dat nieuwe stenen gebouw in Oostburg, luisterden dan alle klassen van de gang mee.

In de eerste jaren heeft Jacques Commandeur een biezondere rol gehad. In die tijd maakte het voorgezet onderwijs in heel Nederland een explosieve groei door, dus was er overal een groot tekort aan bevoegde leraren. Volledig bevoegd voor de bovenbouw waren mensen die afgestudeerd waren aan een universiteit en dr., drs. of ir. voor hun naam hadden, zoals directeur dr. C.A. Spierenburg, wiskundige, drs. L. Ruytenburg, neerlandicus en ir. Pieter Roorda van Eijsinga, zowel chemicus als bioloog. Ook mensen met een akte m.o.-B waren volledig bevoegd. Commandeur was volledig bevoegd voor frans, en had bovendien een hele rij lagere aktes vanwege zijn verleden als mulo-docent. In het allereerste begin was Commandeur daardoor in staat om veel vakken te geven, zelfs gymnastiek, totdat Van Terheijden kwam en dat overnam. Het geschrijf waarin volwassenen hun vroegere puber-emoties verkondigden als volwassen waarnemingen over Commandeurs depressieve periode, is misplaatst. Zou het hun zelf ooit treffen, dan zullen ze wel anders piepen.
           Jacques de Klein wist jonge mensen te leren luisteren naar muziek en ging vaak met groepen naar de opera in Gent. Een man met grote toewijding voor z’n leerlingen. In 1957 kwam Herman Geurtz met een heel gezin. Ze waren net goed en wel terug uit bij ons in Menado, op het noordelijkste puntje van Celebes in Indonesië. Al spoedig werd Herman door de leerlingen Pa genoemd, Pa Heurts, om precies te zijn. Onderdirekteur was drs. George Mornout, natuurkunde, een zoon van het landje, net als Fernand de Paauw. Jan de Pauw (van de revue) gaf duits en is later opgevolgd door Jos van Steen en juffrouw Verberkmoes. Engels gaf Jan Stroucken, die opgevolgd werd door Klaas de Wit en Pierre van Overveld; nog weer later kwam Jacques van Gorp.
          
Omdat ik op zaterdag in Tilburg moest zijn voor mijn studie, zat ik regelmatig in de trein. En soms raak je met iemand aan de praat. Meneer Spierenburg vroeg eens: “Heb je nog iemand gezien? We hebben binnenkort een ekonoom nodig.” Korte tijd later kon ik hem zeggen dat er een ekonoom in Tilburg woonde die nog uren zocht. Hij had een aantal uren in Zierikzee. Zo kwam Jan Kupfer naar Oostburg.
          
In Verloren scholen staat op blz. 118 een foto met een onjuist bijschrift. De man rechts naast direkteur Spierenburg is J. Lambert. Aanvankelijk amanuensis, door zelfstudie deskundig geworden in oude en nieuwe onderwijsregelingen. Hij werd de administrateur, met een kamer aan het perron. Een uitgever van een losbladig sisteem over de praktische uitvoering van wetgeving en regelingen, bood hem aan redakteur te worden. Sint-Eloy bofte dat hij niet in Den Haag wilde gaan wonen en dus bleef. Frans Delnad werd de nieuwe amanuensis.
          
Lambert werkte veel samen met concierge Cyriel Boerjan. Als jongens wat naar deden, mompelde Boerjan hun iets toe en ze waren rustig. Tenslotte is het me gelukt die toverformule te ontcijferen: “Mannen, nie sondemittere.” Zou er een leraar zijn geweest met zo’n overwicht? Ieder voelde zijn zorg en bereidheid om te helpen waar dat nodig was.
          
In elke nishut stond een enorme kachel. Die werden gestookt door Kleman, die alle klusjes deed en ook poetste. Zo klonk z’n naam, maar op papier staat Clement van Vooren.
          
Als de leerlingen doornat op school kwamen, werd het natte goed op stoelen om de kachel gedroogd. In de winter was het dichtbij de kachel te heet en verder af bij ramen of muren nog koud. Er werd dan om de tien minuten even van plaats gewisseld. Alles gebeurde rustig en gewoon. Zo gewoon als Kleman, die binnenkwam om te kijken hoe het met de kachel ging.
      
       
In heel Nederland was zo’n geweldig gebrek aan leraren, dat ook mensen die nog niet volledig bevoegd waren werden benoemd. Die mochten in overleg met de onderwijsinspectie ook lesgeven in de eksamenklassen. Dat wil zeggen dat zij ook eksamens afnamen. Maar in die tijd was er bij elk eksamen een rijksgecommiteerde die de schriftelijke eksamens kontroleerde en aktief de mondelinge bijwoonde. Is het huidige sisteem beter?
       
In een randstedelijk artikel over de resultaten van een onderzoek naar de deelname aan het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs (vhmo) in steden en plattelandsgewesten, werd opgemerkt dat in West-Zeeuws-Vlaanderen wel biezonder veel intelligente kinderen woonden. Want het percentage lag daar veel hoger dan elders op het platteland, het kwam zelfs overeen met dat in het sjieke Gooi en ’s lands hoofdstad Amsterdam.

          
Is het wel verstandig geweest om naast het KWL nog een tweede kleine school te stichten? Als men aan het einde van de vorige eeuw, in 1990 bijvoorbeeld, voor die keus gestaan had, zou men zeker tot andere oplossingen gekomen zijn. Maar vlak na de oorlog werd nog helemaal gedacht in termen die in de negentiende eeuw gegroeid waren en in de twintigste eeuw nog voortleefden in allerlei vooroordelen. Zo zei een verstandig man eens dat wij katholieken nog steeds achtergesteld werden. Hij dacht ook dat intellectuelen minder waardering kregen dan arbeiders. Er waren ook wel zeer gristelijke mensen die bang waren dat de roomsen, onder leiding van de paus, van plan waren van Nederland een roomse staat te maken, kompleet met inquisitie…
          
Van de strukturele manieren van denken uit de negentiende eeuw die doorwerkten tot in de tweede helft van de twintigste eeuw moeten we eerst noemen het denken in standen. In 1863 is de hbs, de Hogere Burger School opgericht, dus bestemd voor de kinderen van de burgerij. Voor de kinderen van de intellectuelen (artsen, advocaten, ingenieurs) was het gymnasium bestemd, geregeld in de wet op het universitair onderwijs. En voor de gewone man was er lager onderwijs, maar het zou tot 1900 duren voordat het verplicht werd; de kamermeerderheid was toen één stem. De mms is veel later ontstaan door hbs-A te ontdoen van de commerciële vakken en hbs-B van de eksakte. Wat hou je dan over? Talen, geschiedenis, aardrijkskunde en je kunt nog andere vakken toevoegen. Je kunt de programma’s zo leeg mogelijk maken en in dat geval verkoop je gebakken lucht. Maar met waardevolle programma’s is het een sociaal-kulturele variant naast de commerciële hbs-A en de eksakte hbs-B.
          
In het begin van de jaren zestig kreeg Sint-Eloy een ulo, waaraan het Aardenburgse schoolhoofd A. Goossens leiding kwam geven. Nu waren alle varianten van het vhmo aanwezig om een volledige scholengemeenschap te vormen op 1 augustus 1968, bij het inwerking treden van de mammoetwet.

Tegen 1900 vonden katholieke voormannen de ‘achterstelling’ uit en spraken over emancipatie. Wat was er toen aan de hand? Werden katholieken door wettelijke regelingen achtergesteld? Natuurlijk niet. In de tweede helft van de negentiende eeuw heeft er een belangrijke sociaal-kulturele emancipatie plaats gevonden van de katholieke burgerij, geleid door J.A. Alberdink Thijm, vroom katholiek, hoogleraar, Amsterdammer. Waar ging het omstreeks 1900 dan eigenlijk over? De term emancipatie werd misbruikt voor politieke macht. Men dacht in machtsstrukturen en wilde alle katholieken in één politieke partij verenigen. De volgende decennia nam het aantal stemgerechtigden enorm toe en de RKSP (Rooms Katholieke Staats Partij) werd een macht van betekenis. Natuurlijk konservatief en beheerst door de betere standen en met de leer van de encycliek Rerum Novarum (1894) en 40 jaar later ook Quadragesimo Anno als vaandel. Voor de praktijk van die geschriften zie de fascistische diktaturen Spanje onder Franco en Portugal onder Salazar. Na de tweede wereldoorlog heette de katholieke politieke partij Katholieke Volkspartij (KVP), maar een groot deel van de gelovigen steunde en stemde de liberale VVD of de sociaal-demokratiese PvdA. De bisschoppelijke vastenbrief (het mandement) van 1954 probeerde het tij te keren, maar heeft eerder averechts gewerkt.
          
Het krampachtige geloof dat alles binnen een roomse zuil gehouden moest worden, maakt het begrijpelijk dat men vlak na de Tweede Wereldoorlog in het landje naast het bestaande openbaar voortgezet onderwijs ook nog een rooms Sint-Eloy begon.

          
Er waren nu twee kleine, te kleine, scholen. Had dat voordelen? Op beide scholen kregen de leerlingen in de bovenbouw vrijwel privee-onderwijs. Ze boften. In de onderbouw van Sint-Eloy zaten veel leerlingen die nooit tot de bovenbouw zouden kunnen worden toegelaten. Die moesten dus weg, van school af, niet met een echt diploma, maar met een verklaring dat ze de derde klas met vrucht gevolgd hadden. Als ze enkele keren waren blijven zitten, moesten ze zonder enig papier van school. Het aantal zittenblijvers in de voor-eindeksamenklas was groot: je kunt geen leerling naar een eindeksamen laten gaan als je zeker weet dat zij of hij geen kans maakt. Slachtoffers van een onderwijspolitiek, die het advies van de bisschop om het bij een ulo te laten, naast zich had neergelegd.
          
Naast de grote problemen omtrent de zittenblijvers en de vroegtijdige schoolverlaters, moeten we nog twee nadelen noemen van die twee kleine vhmo-scholen in de streek. Het eerste nadeel heb ik nooit horen noemen, ook niet door wie altijd moppert over hoge belastingen: één school zou veel goedkoper zijn geweest. Een ander nadeel trof de studieuze leerlingen van Sint-Eloy, die immers geen klassieke talen hadden geleerd en daar later vaak veel last van ondervonden bij hun universitaire studie.
          
Dat de twee kleine scholen geen lang leven beschoren was, kon men lezen in het wetsvoorstel van de mammoetwet in 1965, die op 1 augustus 1968 in werking trad. Wie goed keek hoe het zat met de opheffingsnormen, wist wat er te wachten stond. Of rekende men erop dat er wel iets te regelen viel met een ministerie dat altijd al in handen was geweest van vertrouwde voorstanders van biezonder onderwijs? In elk geval heeft men, van beide kanten, veel te lang besprekingen tot samenwerking, lees fusie, uitgesteld.

Enkele luchtige herinneringen aan gebeurtenissen precies een halve eeuw geleden. In Brussel was de Expo losgebarsten en klassen zouden daar groepsgewijs naar toe gaan. De direkteur had mij de meisjes van 2m en 2 hbs toevertrouwd. We bespraken samen dat we wel een keuze moesten maken, want alles zien was onmogelijk. Ze kozen Congo en Nederland. Het prachtige plein voor de ingang van het Congo-paviljoen. Bij de ingang een roerloze zwarte soldaat. Eén van de meisjes liep op hem toe en raakte hem bijna aan, de roerloze soldaat draaide zijn hoofd en keek haar aan. Was dat schrikken!
          
Naar binnen, een zaal met hoog tegen de wanden vruchtbaarheidsbeelden: vrouwen met enorme borsten, mannen met fors lid… Oei, wat zal dat worden? “Mao menjir, wa schoftig!” Ik zei: “Kom, we gaan hier even bij zo’n hutje zitten.” Ik heb verteld over de zorg en angst van de mensen om kinderloos te blijven, want dan had je later als je oud was, niemand die voor je zorgde. Dat deze beelden een gebed om vruchtbaarheid waren, een gebed om kinderen te krijgen. Het was geen porno. Dat laatste woord heb ik niet gebruikt, ik zal wel viezigheid of zo gezegd hebben. Ze begrepen dat onze wereld zo heel anders was dan die van de Congo. Toen we weer buiten waren, zijn we eerst wat gaan drinken voor we naar een minder opwindend paviljoen gingen.
        
Een echt vrolijk hoogtepunt in het leven van Sint-Eloy, eveneens in 1958, was de inwijding van het nieuwe gebouw in Oostburg op Sint-Eloy, dus 1 december. Zelfs minister Cals kwam. Naast de officiële plechtigheden hadden leraren en leerlingen een vrolijke revue ingestudeerd en een serieus middeleeuws toneelstuk, de Esmoreit. De kleding voor het toneel was door Thea Spierenburg ontworpen en in haar lessen door leerlingen uitgevoerd. Jacques de Klein verzorgde de muziek en hij had met spelers zelfs enkele dansen bedacht. Hans Heeren had de coulissen geschilderd en grimeerde. Het werd een mooi feest voor ouders en leerlingen.

Met dankbaarheid en ontroering denk ik terug aan de leerlingen en kollega’s van die jaren. En met verdriet aan de leerlingen die we verloren door ziekte of verkeersongelukken.
          
Ik ben de man dankbaar die mij heeft laten weten dat ik niet altijd de brave dorps­schoolmeester was die ik wilde zijn. Hij was zo moedig mij na 40 jaar te laten weten dat ik hem klappen gegeven had in de les. We zijn nagegaan wat er precies gebeurd is en hebben uitvoerig besproken wat een rol gespeeld kan hebben. Het heeft erin geresulteerd dat we er beiden een vriend bij gewonnen hebben. Ik had hem helemaal verkeerd begrepen. En ik zag plotseling dat het een herhaling was van wat mij ooit in mijn hbs-tijd is overkomen.

          
Na 12 jaar Sint-Eloy en een landschap waar je lopend en fietsend het verleden en de groei kon zien, ging ik naar een polder die helemaal bedacht was op de tekentafel. Ik wist nog niet dat mijn gezin mij na vijf jaar allervriendelijkst zou dwingen terug te gaan naar het landje van Cadzand. Ik bleek me graag te laten dwingen. En nog vaak heb ik op de katholieke begraafplaatsen in Oostburg en Schoondijke de kollega’s bezocht die mij voorgingen.



Huub Storm
Sauterneslaan 35-D
6213 EP Maastricht
tel. 043-3434003

lang geleden is geschreven
t
er gelegenheid van de reünie van Sint-Eloy
op 29 november 2008
in IJzendijke en Schoondijke en Oostburg.



" Meneer Storm " zou het ontzettend waarderen als jij
aanvullend of kritisch  zou reageren op bovenstaande tekst.
Je kunt je reactie mailen.
Klik HIER voor een e-mail-formulier.