Veere 1649-1652 (Afbeelding uit de Atlas van Blaeu).

In de tweede helft van de 13e eeuw is Veere ontstaan. Dat blijkt uit een oorkonde uit 1282 waarin blijkt dat de plaats die later Veere genoemd werd bestond. Ook de naam Kampveere kwam voor. Wolfert van Borsele, de ambachtsheer van Zandijk, droeg in dat jaar een deel van zijn bezittingen en die van zijn Vrouw Sybille in het ambacht Zandijk over aan de gravin Beatrix. Dat waren een molen, een molenwater, een haven met recht op havengelden en het kasteel Sandenburgh.

Daar kwamen nog bij de havendijk en alle percelen tot 180 meter vanaf de tegenwoordige Kaai. In deze plaats, Kampveere, genoemd naar de aanlegplaats van het veer naar Kampen op Noord-Beveland.

Er vestigden zich vissers, koop- en ambachtslieden en er ontstond in 1296 een levendige wolhandel vanuit de Engelse plaatsen Newcastle en Boston. Dat was ook het jaar dat de Keerlen Gods, Floris de Vijfde, door de Hollandse edelen werd vermoord en dat geeft ook aan dat in die tijd de roerige omstandigheden het leven zwaar maakte.

In 1541 was Veere de enige plaats waar de Schotten hun waar in de Nederlanden permanent op de markt mochten brengen. Om de twintig jaar werd dit stapelcontract vernieuwd. De Schotten hadden hier hun eigen rechtsregels en beschikten over een eigen gemeenschapshuis (het Schotse Natiehuis), een kerk en een begraafplaats. Ook hadden ze vrijstelling van belasting.

 
 Floris de Vijfde op jonge leeftijd.

De Veerenaren kwamen onder de invloed van de leer van Luther, doordat de haven druk bezocht werd door de buitenlandse handelaars.In 1523 kwam koning Christaan van Denemarken op bezoek bij Adolf van Bourgondie die toen hof hield op Sandenburgh en dat wordt gezien als het eerste contact met het Lutheranisme in Zeeland. Met als gevolg de ketterverbrandingen enz. Veel Veerenaren vluchtten daarvoor en de pastoor van Veere bekeerde zich tot het Calvinisme maar hij moest vluchten naar Engeland.

Tijdens de 80-jarige Oorlog sloten de Veerenaren zich als derde stad, na Den Briel en Vlissingen, in 1972 aan bij Willem van Oranje. De katholieke inwoners sloegen op de vlucht of namen ook het Calvinisme over en de gevluchte protestantse inwoners keerden weer terug. Veere kreeg in 1574 een stem in de Staten van Zeeland.

In 1581 kocht de prins van Oranje het markizaat Veere en kon hij zich markies van Veere noemen. Deze titel is nog steeds in het bezit van Oranje-Nassau.

Eind 16e eeuw, begin 17e begonnen verschillende steden handelsschepen naar Oost-Indie uit te reden. In Veere werd de Veerse Compagnie van Verre opgericht.

Veere had in die tijd ongeveer 3500 inwoners waaronder de familie Reigersberg en de dichter Adriaen Valerius.

In 1702 werd door de Staten van Zeeland getracht het Markizaat van Veere op te heffen. Willem III was dat jaar overleden en volgens de regenten moest het afgelopen zijn met de voorrechten die de Oranjes aan het markizaat ontleenden. Het lukt de Stad Veere zich te ontdoen van haar heer, maar in 1704 kwamen de Oranjegezinden in opstand en eisten dat de prins van Oranje zijn rechten weer terugkreeg. Ook andere steden kwamen in opstand en Willem IV werd stadhouder (en nog wat van die leuke titels zoals Kapitein van Zeeland) over alle gewesten.

In de zeventiende en achttiende eeuw kon Veere de concurrentiestrijd met Middelburg en Vlissingen niet meer aan. De Schotse contracten werden lang niet altijd nagekomen en veel handelsgoederen werden naar Rotterdam of Dordrecht verscheept, zonder tussenkomst van Veere, dat toch een goed toegankelijke haven bezat. Als aanlegplaats bleef de stad toch aantrekkelijk en veel reizigers bevolkten de stad die op doorreis naar andere steden overnachtten in de vele herbergen.

Ook de Franse tijd bracht Veere niet veel geluk. Eerst waren de zogenaamde bevrijders feestelijk binnengehaald. De omwenteling ging snel en rustig, alles wat verwees naar het markizaat verdween en het wapenschild van Willem IV moest uit de voorgevel van het stadhuis gekapt worden. De Schotse kooplieden verdwenen in 1799 uit de stad en het was gebeurd met de Veerse-Schotse handelsbetrekkingen.

Toen kwam in 1809 een Brits invasieleger de boel bombarderen maar ze werden teruggdreven door de Fransen. Er werd besloren een nieuwe verdedigingsgordel om de stad te leggen, ook de Grote Kerk kreeg een andere functie: deze zou gaan fungeren als Militair Hospitaal.

Nadat de Fransen in 1814 waren vertrokken, was Veere een stad met veel schulden. Veel te verdienen was er niet, de bevolking was gehalveerd. Veel huizen raakten in verval of werden afgebroken, de poorten verdwenen de een na de ander en ook de waag, het gildehuis en het arsenaal ontkwamen niet aan sloop.

Het heeft lang geduurd voor Veere weer wat uit de puinhopen kon opkrabbelen. In 1870 werd begonnen met de visserij en er kwamen kunstenaars en toeristen naar de stad. 

 In 1871 werd het Sloe afgedamd en Walcheren kreeg via Zuid-Beveland een spoorverbinding met Brabant. Het Sloe was een stroomgat tussen Walcheren en Zuid-Beveland en de dichting daarvan maakte dat Arnemuiden werd afgesloten van de Zeeuwse wateren. Ook het graven van een kanaal maakte het er niet beter op, de vissers waren te lang onderweg naar de Wester- en Oosterschelde.

Het gevolg was dat de dagvisserij niet meer kon worden uitgeoefend. Daarom weken veel vissers uit naar Veere. Daar was wel een haven die directe toegang tot de visgronden gaf.

 

 De Philips/Van Loon hardzeildag 1928
Onder de Arnemuidse vissers in Veere heerste een wedijver, zoals de snelheid of de stevigte van een schip. Zo beweerde Blaas van Belzen, bijnaam Tiero, dat zijn Arm 22 sneller was dan alle andere hoogaarzen van de vloot.
Er werden in Zeeland nogal eens wedstrijden georganiseerd, al in 1851 namen garnaalknotsen uit Antwerpen deel aan een wedstrijd op de Schelde.

 Dus ook de Arnemuidenaars streden om de eer wie het snelste schip had. Men zegt dat de Veerenaars Philips en Van Loon met het idee op de proppen kwam. Op 4 augustus 1928 stond Hendrik Willem van Loon op het toen nog platte dak van de Kampveerse toren met een touw in de hand dat aan de andere kant van de haveningang was vastgemaakt. Door het touw te laten schieten gaf hij het vertreksein, waarna de schepen de haven uitzeilden. Er waren 22 deelnemers die van het Veerse Gat naar de duinen van Vrouwenpolder moesten zeilen, daar boei nr 3 zwart Elias ronden in de wind en terug naar Veere varen.
Omdat er een geldprijs aan de wedstrijd was verbonden werd er behoorlijk stevig gezeild. Krakend schoven drie hoogaarzen de haveningang binnen, een boegspriet door het zeil van een van hen, maar niemand wilde wijken voor de ander.

Gelukkig besloot Frits Philips op te draaien voor eventuele brokken die tijdens de wedstrijd gemaakt zouden worden met als gevolg dat alle schepen meldden dat ze een beschadiging hadden opgelopen.
Winnaar werd de Arm 49 van Abraham Meerman in een tijd van 1 uur, 37 minuten en 59 seconden, Joost Siereveld met de Arm 8 was tweede en Cornelis Meerman met de Arm 47 werd derde.