De boeieraak is een zeldzaam en vrijwel onbekend schip. Er is niet zo veel over bekend, pas rond 1900 zijn er een paar foto's gemaakt waarop het scheepje staat. Henri Seghers maakte er een tekening van en dat was zo'n beetje alles wat er van het schip bekend is. In Lekkerland werden boeieraken gebouwd, op de werf van A. Mulder. Over de daar gebouwde schepen is praktisch niks bekend.De boeieraak is waarschijnlijk via de grote rivieren in Zeeland verzeild geraakt. Hoewel de naam doet vermoeden dat de boeieraak meer een boeier was, was het een echte aak. Het vlak is voor en achter hoogopgebrand en versmalt sterk. Voor ligt het tegen het boeisel aan en achter tegen een grote balk die het boeisel vervangt. De boeieraak heeft een ingewerkte voorsteven en een scheg. Het schip is gladboordig, het laagliggende berghout is vrij recht evenals het brede boeisel, alleen in het voorschip gaat het wat omhoog. 

 

Achter had het scheepje een scheg waaraan het roer vissend was opgehangen, zodat bij droogvallen of varen over een ondiepte het onder het schip uitstekende roer niet beschadigd kon worden, het schoof dan langs de roerpen omhoog. De gladboordig beplankte romp was voor de mast gedekt, daaronder was een kleine roef. De mast stond in een mastkoker en het tuig was bezaan. De boeieraak werd gebruikt als vrachtvaarder, maar voornamelijk werd het scheepje ingezet voor de oestercultuur. De boeieraak werd in Zeeland gebouwd in de Kruispolder, maar ook te Lekkerland, bij de werf A. Mulder.
De heer Van Beijlen van het Antwerps Scheepvaartmuseum vervaardigde een model 1:10.

 Deze foto van de boeieraak Clinge 16 is door Maurice Seghers (de tekenaar van de Zeeuwse vissersschepen) te Paal in 1937 gemaakt.

 
Van de boeieraak waren er in Zeeland niet zoveel in de vaart. Enige tientallen voeren uit van Bergen op Zoom, Yerseke en Philippine.

De boeieraak had weinig diepgang en was erg plat, het geringe vrijboord was gemakkelijk in het gebruik voor de fuikvisserij en voor het werk aan de oesterpannen.