De toetsing van het Zeeuws aan de erkenningscriteria

 

De criteria waaraan het Zeeuws moet voldoen, wil de streektaal voor erkenning in aanmerking komen, worden omschreven in artikel 1 van deel I van het Handvest. Deze zijn:

 

a. De te erkennen streektaal:

-          wordt van oudsher gebruikt

-          wordt binnen een gegeven gebied gesproken

-          wordt door burgers van de Staat gebruikt die een in aantal een kleinere groep vormen dan de overige bevolking van deze Staat

-          verschilt van de officiële ta(a)l(en) van de staat

-          is geen dialect van de officiële ta(a)l(en)

-          is geen taal van migranten

 

b.. De term gebied beschrijft

 

het geografisch gebied waarbinnen de te erkennen streektaal een uitdrukkingswijze is van een voldoende aantal mensen, die het nemen van de verschillende beschermende en stimulerende maatregelen rechtvaardigt.

 

De bovengenoemde criteria zijn door de werkgroep getoetst door middel van een bronnenonderzoek. In een volgend stadium kunnen onderstaande bevindingen verder worden onderbouwd door een wetenschappelijke adviesgroep, bijvoorbeeld in de vorm van een aantal attesten.

Hieronder vindt u puntsgewijs de bevindingen van de werkgroep.

 

a.1 Het Zeeuws wordt van oudsher gebruikt

Dat het Zeeuws reeds sedert eeuwen gesproken wordt, is eenvoudig aan te tonen door een kleine opsomming te geven van verschillende bronnen waarin nadrukkelijk over of in de Zeeuwse taal geschreven wordt. Een van de vroegste is Jacob Maerlant (1230-1300), die in de proloog van zijn Sinte Fransiscus Leven  (+ 1271) uitlegt hoe hij zijn berijmde teksten opstelt: Men moet om de rime te souken / Misselike tonghe in bouken: / Duuts, Dietsch, Brabants, Vlaemsch, Zeeus; / Walsch, Latijn, Griex ende Herbreeus .[i]

In 1526 wordt voor het eerste bewust in de Zeeuwse streektaal geschreven. De Brugse rederijker Cornelis Everaert voert in zijn spel Ghewilligh Labuer ende Volc van Neeringhe  een zeeman op, sprekende de Zeeusche taele .[ii]

Ook Jacob Cats, de zeventiende-eeuwse dichter en staatsman, schreef naar eigen zeggen voor zijn verhuizing van Middelburg naar Delft in 1623 Zeeus . Na 1623 schreef hij somtijds Zeeus en somtijds Hollands .

In de achttiende eeuw was Zeeuws in verschillende overzeese gebiedsdelen een dusdanig belangrijke voertaal, dat een aantal creooltalen op basis van het Zeeuws ontstonden. Twee daarvan, Skepi Dutch en Berbice Dutch, worden op zeer beperkte schaal nog altijd gesproken[iii].

Eind achttiende, begin negentiende eeuw ontwikkelt zich tenslotte de moderne Zeeuwse streektaalliteratuur. In de jaren 70 van de vorige en de jaren 20- 30 en 80 van de twintigste eeuw worden hoogtepunten in zowel kwantiteit als kwaliteit van het geschreven Zeeuws bereikt.

Het feit dat schrijvers door de eeuwen heen het Zeeuws zo significant van het Nederlands (Hollands) vonden en vinden verschillen, dat zij er in wensten te schrijven, toont voldoende aan dat het Zeeuws als spreektaal tenminste een klein millennium lang dusdanig algemeen in gebruik moet zijn geweest, dat het de ontwikkeling van een geschreven variant rechtvaardigde.

 

a.2 Het Zeeuws wordt binnen een gegeven gebied gesproken

In Nederland worden de dialecten van Goeree-Overflakkee[iv], de Zeeuwse eilanden en West- en Midden-Zeeuws-Vlaanderen als Zeeuwse aangemerkt[v]. Veel taalkundigen maken bij hun indelingen van de dialecten die in Nederland en Vlaanderen gesproken worden, geen onderscheid tussen Zeeuws en West-Vlaams. Onder meer O. Vandeputte ziet Zeeuws en West-Vlaams volgens zijn taalkaart als één en dezelfde streektaal[vi]. P. J. Meertens bevestigt die indeling in een aantal artikelen[vii].

Zo bezien behoren alle Zeeuwse, West-Vlaamse en Frans-Vlaamse dialecten tot één en dezelfde streektaal, waarvoor in verschillende staten verschillende benamingen gangbaar zijn (Zeeuws, West-Vlaams, Vlaemsch)[viii].

Gelet op de beleving van de sprekers van het Zeeuws en het West-Vlaams is de mening van taalkundigen als Meertens en Vandeputte overigens meer dan gerechtvaardigd6.

 

De dialecten die gesproken worden in en rond de stad Hulst en in enkele Zeeuws-Vlaamse grensdorpen in (vooral) oostelijk Zeeuws-Vlaanderen behoren zuiver taalkundig gezien niet tot de Zeeuwse dialecten. De aldaar gesproken dialecten worden door alle geraadpleegde taalkundigen gerangschikt onder het Oost-Vlaams[ix].

Overigens kent dit gebied een eeuwenlange gemeenschappelijke geschiedenis en stevige maatschappelijke en sociale banden met (vooral aangrenzende) Zeeuwstalige gebieden. Op grond daarvan kan zonder meer gesteld worden, dat deze Oost-Vlaamse dialecten in de beleving van sprekers van het Zeeuws zonder meer als nauwverwant worden beschouwd. Een Zeeuwstalige zou in een gesprek met een dialectspreker uit het genoemde gebied de streektaal gebruiken en zeker niet op het Nederlands overschakelen.

Dus wie het heeft over Zeeuws als streektaal, heeft het over de taal die in Nederland wordt gesproken op het Zuid-Hollandse Goeree-Overflakkee, de Zeeuwse eilanden en Zeeuws-Vlaanderen (waarbij onder andere de gemeentes Sas van Gent, Hontenisse en Hulst een bijzondere positie innemen).

Buiten Nederland worden voor de Zeeuwse streektaal andere namen gebruikt en strekt het taalgebied zich uit over drie staten: grofweg de Belgische provincie West-Vlaanderen en het grootste deel van het Noord-Franse arrondissement van Duinkerke. Deze gebieden vallen echter buiten het bestek van deze aanvraag voor erkenning van het Zeeuws.

 

a.3 Zeeuws wordt gesproken door een groep Nederlandse staatsburgers, die kleiner is dan de overige Nederlandse bevolking

Volgens recent onderzoek in verschillende delen van het Zeeuwse taalgebied[x] spreekt in die gebieden meer dan de helft van de bevolking Zeeuws. Vrijwel alle sprekers zijn uiteraard Nederlands staatsburger.

In Zeeland woonden op 1 januari 2000 ruim 370.000 mensen. In heel Nederland waren dat er bijna 16 mln[xi].

 

a.4 Zeeuws verschilt van het Nederlands

Het Zeeuws heeft tal van eigenaardige taalkundige kenmerken waarvoor in het Nederlands geen analogie bestaat. Het gaat hierbij zowel om fonetische als morfologische, semantische en syntactische kenmerken. Over dit onderwerp zijn tal van publicaties verschenen; in Zeeland is in de loop der jaren uitgebreid dialectonderzoek gedaan.

Een uitputtende opsomming valt buiten het bestek van deze haalbaarheidsstudie. Samenvattingen hiervan zijn te vinden in onder meer het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten en de diverse zogenaamde regioboeken [xii]. Aangezien er ook een cd-rom versie van het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten bestaat, is de typische uitspraak en intonatie (met bijvoorbeeld zeer frequent voorkomende uitwendige assimilatie) duidelijk vastgelegd en te beluisteren.

 

Enkele duidelijke taalkundige kenmerken van het Zeeuws zijn[xiii]:

-          het ontbreken van laat-Middeleeuwse klinkerveranderingen in het Nederlands (diek -dijk, uus - huis, enz.);

-          een uu voor labialen waar in het Nederlands de uitspraak ij geldt (wuuf - wijf, puupe - pijp, twufele(n) - twijfelen, enz.);

-          e-uitgangen bij veel vrouwelijke en enkele mannelijke zelfstandige naamwoorden. Hetzelfde verschijnsel doet zich voor bij zelfstandig gebruikte telwoorden, adjectiva (als naamwoordelijk deel van het gezegde) en adverbia (kouse - kous, vuuve - vijf, t is diere - het is duur, enz.);

-          een complex systeem voor wat betreft de n-uitgang bij werkwoordsvormen. In het kort: n-uitgang is niet hoorbaar, tenzij bij substantivisch gebruikte infinitieven en infinitieven voorafgegaan door te  (bijv. ons doee tegenover ons è wat te doen). In meervoudsvormen wordt de slot -n altijd uitgesproken. Het Fries en de dialecten van enkele Frans-Vlaamse dorpen kennen vergelijkbare verschijnselen (in Zeeuws-Vlaanderen en oostelijk Zuid-Beveland geldt overigens een jonger, eenvoudiger systeem: een n-uitgang is in infinitief, sterk voltooid deelwoord, meervoud tegenwoordige tijd en verleden tijd en in bovengenoemde posities duidelijk hoorbaar. De voorafgaande e is meest stom);

-          een duidelijke systematiek op het gebied van de uitspraak van de klanken die in het Nederlands meestal weergegeven worden als a. De Zeeuwse uitspraak varieert van lange ì-klank en lange half-open voorklinker (ae) tot open al dan niet geronde achterklinker (ao; klinkt meest als oo in het Nederlandse mooi);

-          het niet uitspreken van de h en de zeer genuanceerde uitspraak van de g, die varieert van zachte velare g-klank tot een zuivere h.

 

a.5 Zeeuws is geen dialect van het Nederlands

Ondanks dat er uit die periode relatief weinig Zeeuwse geschreven bronnen bewaard zijn gebleven, valt op te maken dat het Zeeuws al in de dertiende eeuw tal van kenmerken kende, die buiten Zeeland (en het taalkundig zeer nauw verwante West-Vlaanderen, zie a.2) geheel niet of veel minder voorkwamen[xiv].

Het Nederlands, dat als standaardtaal ontstond in de loop van de zestiende en zeventiende eeuw, is vooral gebaseerd op Hollandse dialecten en, zij het in veel mindere mate, op Brabants en Vlaams. De Zeeuwse dialecten namen bij de vorming van de Nederlandse standaardtaal een afzijdige rol in. Sterker nog, juist in die eeuwen maar ook later ontwikkelden zich een aantal belangrijke Zeeuwse eigenaardigheden[xv].

In de achttiende, negentiende en twintigste eeuw had het Zeeuws, als gevolg van de zeer sterk teruggelopen Zeeuwse economie, zelfs totaal geen invloed meer op de verdere ontwikkeling van het Nederlands. Aan het begin van de negentiende eeuw stond het Zeeuws blijkbaar dusdanig ver van het Nederlands af, dat de ontwikkeling van een eigen, bescheiden literatuur mogelijk was (zie a.1).

 

Uit de tekst van het Handvest blijkt overigens, dat diglossie (de mogelijkheid voor sprekers om tussen twee taalcodes te switchen ) een belangrijker rol speelt bij de erkenning van een streektaal, dan meer zuiver taalkundige argumenten. Wanneer sprekers van de betreffende streektaal die taal ervaren als een opzichzelfstaand, alternatief communicatiesysteem naast de standaardtaal, is er alles voor te zeggen om die streektaal te karakteriseren als een afzonderlijke taal. In Zeeland is inderdaad sprake van een diglossiesituatie, waarin het Zeeuws een gelijkwaardige positie inneemt als mogelijke omgangstaal naast het Nederlands[xvi]. Sprekers maken in elk gesprek, in elke situatie een fundamentele keuze tussen het gebruik van Zeeuws of Nederlands. Het gaat hierbij nadrukkelijk om een fundamentele keuze tussen twee communicatiesystemen; graduele aanpassingen van de spreektaal al naar gelang de situatie, zoals dat in de grote steden en bijvoorbeeld ook in Noord-Brabant voorkomt, is in het Zeeuws niet mogelijk. De Zeeuwse situatie is beter te vergelijken met bijvoorbeeld de diglossie van Friesland of Limburg.

 

a.6 Zeeuws is geen taal van migranten

Gezien het voorgaande (vergelijk onder meer punt a1, 2 en 4) kan zonder meer worden gesteld dat het Zeeuws niet als een taal van migranten aangemerkt kan worden.

 

2. Het geografisch gebied van de Zeeuwse streektaal, het aantal sprekers en de maatschappelijke en culturele status

Het geografisch gebied waarbinnen de Zeeuwse streektaal wordt gesproken is reeds beschreven onder punt 1a. Een drietal onderzoeken[xvii] komt voor respectievelijk westelijk Zuid-Beveland, Walcheren (exclusief de steden Middelburg en Vlissingen) en westelijk Zeeuws-Vlaanderen op percentages van respectievelijk 70%, 65% en 78% sprekers van het Zeeuws. Voor heel Zeeland lijkt op basis van die gegevens zo n 65% Zeeuwstaligen een voorzichtige schatting.

In het aan westelijk Zeeuws-Vlaanderen grenzende West-Vlaanderen spreekt zo n negentig procent van de bevolking de streektaal. Van de West-Vlaamse studenten aan de Rijksuniversiteit van Gent sprak in 1993 nog 88,2% de streektaal[xviii] en 98% van de bevolking van Oostende en Diksmuide sprak in 1985 de streektaal[xix].

Voor Frans-Vlaanderen lopen de schattingen sterk uiteen: van enkele tienduizenden tot ruim honderdduizend.

Een zeer voorzichtige extrapolatie van bovengenoemde getallen levert voor het Zeeuws en West-Vlaams totale aantallen sprekers van tussen de 200.000 en 300.000 in Nederland, ruim 1.000.000 in België en tenminste enkele

tienduizenden in Frankrijk op. Totaal gaat het binnen de EU derhalve om een streektaal met tenminste zo n 1,25 miljoen sprekers.

 

Onder meer uit tal van cultuuruitingen blijkt dat het Zeeuws zich in Zeeland en op Goeree-Overflakkee in een warme belangstelling mag verheugen. Het culturele prestige van de streektaal is vooral de afgelopen tien jaar sterk gestegen. Er bestaat serieus theater in het Zeeuws, er is een Zeeuwstalig cultureel/literair tijdschrift[xx], er is volop aandacht voor het Zeeuws in de media, er zijn tal van serieuze Zeeuwstalige internetsites, er is een zeer levendige Zeeuwstalige muziekwereld en er wordt door commerciële uitgeverijen regelmatig Zeeuwse proza en poëzie uitgegeven.

Ook op maatschappelijk vlak laat het Zeeuws zich niet onbetuigd. In commissievergaderingen van lokale overheden wordt volop Zeeuws gesproken, de meeste Zeeuwse gedeputeerden maken bij bijzondere gelegenheden desgewenst gebruik van het Zeeuws, er vinden kerkdiensten in het Zeeuws plaats, er bestaan Zeeuwse vertalingen van tal van bijbelboeken en psalmen en er zijn onderwijsprojecten in en over het Zeeuws.

 

Bovenstaende kom uut de Haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheden voor het Zeeuws om als streektaal erkend te worden volgens het Europees Handvest voor Streek- en Minderheidstalen . Dit fragment wier geschreve deur Marco Evenhuis.

 



 

 

Noten

 

 

[i] Volgens M. A. Mooijaart schreef Maerlant overigens waarschijnlijk hoofdzakelijk in zijn eigen Zeeuwse (West-Voornse) dialect. Zie hiervoor en voor een vermelding van het genoemde citaat uit de proloog van Maerlants Sinte Fransiscus Leven : M. A. Mooijaart, Atlas van Vroegmiddelnederlandse Taalvarianten, Utrecht 1992, p. 53 en 55-70.

[ii] J. W. Muller en L. Scharpé, Spelen van Cornelis Everaert, Leiden 1920, p. 182 e.v.

[iii] Cefas van Rossem en Hein van der Voort, Die Creol Taal. 250 Years of Negerhollands texts, Amsterdam 1996, p. 4.

[iv] Sommige taalkundigen beschouwen ook de dialecten van een aantal dorpen op Voorne (Oostvoorne, De Tinte, Rockanje) als Zeeuwse dialecten. Zie onder meer De (dialect-)grenzen van Zeeland, A. de Vin in: Taal en Tongval 31, p. 194-221.

[v] Vgl. bijvoorbeeld J. Daan, kaart Dialecten, Atlas van Nederland, Amsterdam 1968

[vi] O. Vandeputte, Nederlands. Verhaal van een Taal, Rekkem 1983, p. 48.

[vii] Onder meer in: P. J. Meertens, Meertens over de Zeeuwen, Middelburg 1978, p. 135 en 145.

[viii] J. Goossens, Niederländische Mundarten vom Deutschen aus gesehen , in: Niederdeutsches Wort 10 (1970), p. 61-68 (Faltkarte).

7  Zie bijvoorbeeld Joris van Hoedekenskerke, Alle treinen rijden naar Zeeland, Wissenkerke 1985, p. 27 en 34-37.

[ix] J. Daan, kaart Dialecten, Atlas van Nederland, Amsterdam 1968.

H. C. M. Ghijsen, Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, Krabbendijke 1991 (8e dr.), p. i-ii en viii-ix.

[x] A. Menheere, Nederlands als opvoedtaal bij Zeeuwstalige ouders, Amsterdam 1988

A. Riemens, Hoe zunig  zijn we op onze taal, Vlissingen 1993.

M. Evenhuis, Het einde van een tijdperk?, Vlissingen 1993.

id., De guus van Békerke, Souburg 1994.

[xi] Per 1 januari 2000 telde Zeeland volgens opgave van de Provincie 371.717 inwoners (zie ook de Provinciale Zeeuwse Courant van dinsdag 4 januari 2000, p. 13).

[xii] H. C. M. Ghijsen, Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, Krabbendijke 1991 (8e dr.), p. viii-x.

Van den Broecke-de Man, Dialect in West-Zeeuwsch-Vlaanderen, Groede (z.j.)

Id. e.a., Dialect in Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen, Terneuzen 1981

Id. e.a., Dialect in Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen deel 2, Kloosterzande 1982

Id. e.a., Dialect op Walcheren, Kruiningen 1987

Id. e.a., Dialect op Zuid-Beveland, Kruiningen, 1985

Id. e.a., Dialect op Noord-Beveland, Kruiningen 1984

Id. e.a., Dialect op Tholen en Sint-Philipsland, Kruiningen 1986

Id. e.a., Dialect op Goeree-Overflakkee, Ouddorp 1988

A de Vin e.a., Dialect op Schouwen-Duiveland, Biervliet 1998

[xiii] De genoemde voorbeelden komen uit Ghijsen (1991, viii-x). Daar worden nog meer voorbeelden genoemd.

[xiv] Zie bijvoorbeeld M. A. Mooijaart, Atlas van Vroegmiddelnederlandse Taalvarianten, Utrecht 1992.

[xv] Vergelijk P. J. Meertens, Meertens over de Zeeuwen, Middelburg 1979, p. 134.

[xvi] Een en ander is onder meer af te leiden uit de onderzoeken van Evenhuis (1993) en Riemens (1993), waarin sprekers wordt gevraagd wat zij in een bepaalde situatie spreken, Nederlands of Zeeuws. Uit de reacties van de respondenten (niemand had moeite met de vraagstelling) en de resultaten van het onderzoek (Zeeuws blijkt in bepaalde domeinen de overheersende taalvariant in de onderzoeksgebieden) blijkt duidelijk dat sprekers van het Zeeuws volop en bewust gebruikmaken van het wisselen tussen beide taalvormen.

[xvii] Vergelijk bijvoorbeeld Menheere 1988, Evenhuis 1993 en Riemens 1993

[xviii] Moet er nog dialect zijn , Roland Willemyns in: Van dialect tot turbotaal; de toekomst van onze dialecten, Middelburg 1996, p. 11.

[xix] Id.

[xx] Het tiedschrift Noe is een uitgave van Stichting Zuudwest 7 te Oost-Souburg.