Uut de PZC van den 3en juni 1998
Uit de PZC van 3 juni 1998
From the PZC, june 3rd 1998
Geert Mak : 'Stimuleren van streektaal is belangrijk'
Oude dorpscultuur op zoek naar nieuw elan
door Marco
Evenhuis
Vorige week woensdag interviewde Kees Slager schrijver Geert Mak
in het fonkelnieuwe Centrum De Veste in Goes. De twee vrienden voerden een
boeiend gesprek over Maks bekendste boek 'Hoe God verdween uit Jorwerd', over
boeren en arbeiders, over tv en verenigingsleven, over schrijven en interviewen.
En een heel klein beetje over taal. Een onderwerp dat interessant genoeg is
om Geert Mak nog eens nader over aan de tand te voelen. Vooral omdat Mak,
hoewel zelf niet Friestalig, zich duidelijk betrokken voelt bij die taal. Een
taal die meer dan alleen de langzame teloorgang gemeen heeft met het Zeeuws:
'In tegenstelling tot sommige andere dorpen, was de algemene voertaal er nog
altijd Fries - al ging de dorpsjeugd, onder invloed van de een paar
toonaangevende importkinderen, wel steeds meer Nederlandse woorden gebruiken',
schrijft Mak in 'Hoe God verdween uit Jorwerd' over de huidige taalsituatie in
dat dorp.
'Een heel goede manier om erachter te komen hoe Fries of Zeeuws
een dorp nog is, is te luisteren naar kinderen op het schoolplein', vertelt
Mak. Zolang die Zeeuws of Fries spre ken, speelt de streektaal nog een
belangrijke rol in het dorp. Maar opeens kan er een omslag plaats vinden: 'Soms
gebeurt dat in slechts een paar maanden tijd. Dan zie je opeens dat het voor de
Friese kinderen belangrijker wordt om Nederlands te spreken, dan voor de
import-kinderen om Fries te spreken. Dat is tekenend voor een dorp'.
Ook in Friesland loopt het gebruik van de streektaal dus vooral bij jongeren
terug. Uit onderzoeken die regelmatig worden gehouden, blijkt zelfs een
teruggang van het gebruik van Fries onder jongeren van tien procent in tien
jaar. Mak: 'Maar aan de andere kant zie je bijvoorbeeld allerlei jonge
popbands, die niet alleen in het Fries, maar soms zelfs in een dialect van het
Fries spelen. En die zijn er ook erg trots op.'
Nieuwe wortels
'Naar mijn gevoel heeft zo'n proces te maken met twee bewegingen. Aan de ene
kant worden we internationaler, bijvoorbeeld door televisie. Maar aan de andere
kant zie je overal in Europa regionalisme opkomen. Want naarmate mensen minder
gaan hechten aan Nederland, wat tenslotte ook maar een constructie is van zo'n
tweehonderd jaar oud, keren ze weer terug naar de oudere verbanden. Naar de
eigen stad en naar de eigen regio.'
Eeuwenlang zijn mensen immers Zeeuw geweest, of Zuid-Bevelander, of
Middelburger. Ze noemden zich geen Nederlander, want zo voelden ze zich niet.
'Pas de laatste tweehonderd jaar zijn we Nederlander geworden', vertelt Mak.
'Maar ik heb het gevoel dat dat proces begint terug te gaan. Dat mensen, juist
doordat Europa zo groot en anoniem is, behoefte hebben aan identiteit. En daar
zijn veel streken, dorpen en steden naar op zoek. Ze storten zich op allerlei
folkloristische zaken of vinden nieuwe folklore uit. De oude taal, en vooral de
bevordering ervan, speelt een belangrijke rol bij die 'nieuwe wortels'.'
Het bevorderen van streektalen als het Zeeuws en het Fries heeft best iets
kunstmatigs, erkent Mak. Zo is er in Friesland bijvoorbeeld pas een nota
geschreven, waarin allerlei maatregelen worden voorgesteld om te zorgen dat
kinderen weer Fries gaan spreken: 'Die kinderen móeten bijna weer Fries gaan
spreken. Leraren móeten weer allerlei vakken in het Fries gaan doceren. Maar
allerlei instanties die zich inzetten voor het Fries, hebben daar negatief op
gereageerd. Die zijn daar goddank heel nuchter in.'
Tragiek
Ondanks de geforceerdheid die hier en daar te bespeuren valt, vindt Mak wel dat
je in elk geval iets moet proberen: 'Ik vind het belangrijk dat je alle
realistische mogelijkheden om de taal te stimuleren, moet aanpakken. Een taal
als het Fries is een prachtige oude taal. Een zangerige taal. Ik kan me heel
goed voorstellen, dat mensen die taal toch op een bepaalde manier willen
behouden. Je ziet toch een heel mooi stuk cultuurgoed voor je neus verloren
gaan. Het is meer dan alleen nostalgie, meer dan streeknationalisme.'
Geert Mak heeft echter niet veel hoop op een goede afloop. Uiteindelijk kan je
volgens hem weinig doen aan de teloorgang van een taal. Maar je kunt wel iets
proberen: 'Literatuur zou je heel erg moeten stimuleren. En je zou mensen via
het onderwijs moeten laten kennisma ken met die taal, met de geschiedenis ervan
en met het cultuurgoed wat erachter zit.'
Mensen die kritiek hebben op het actief proberen instandhouden van streektalen
noemen buitensluiting vaak als een van de negatieve bijkomstigheden van kleine
talen en dialecten. Buitenstaanders kunnen bepaalde discussies niet helemaal
volgen en streekliteratuur is voor hen minder toegankelijk. 'Maar', vindt Mak,
'op dit moment is het gevaar dat zo'n taal wordt opgevreten, dat een regio deel
gaat uitmaken van een grote, anonieme massa oneindig veel groter dan het gevaar
van buitensluiting'.
'Toch vindt er buitensluiting plaats', is Maks ervaring. 'In Friesland heb je
wel malloten, die hun taal ook blijven spreken als er mensen bij zijn die er
niks van begrijpen. Dat heeft niks met nationalisme te maken, dat is gewoon
onbeleefd. De meeste Friezen gaan er echter heel goed mee om. Als een aantal
Friestaligen staan te praten en er komt een niet-Fries bij, en dat hoeft er
echt maar één te zijn, dan schakelen ze over op Nederlands.'
Nieuwkomers
Die houding is voor veel Zeeuwen buitengewoon herkenbaar. Er zijn echter ook
verschillen met Friesland. Een belangrijk verschil tussen de positie van het
Zeeuws en die van het Fries is bijvoorbeeld de houding ten opzichte van de
taal. Fries is een algemeen geaccep teerde taal, een algemeen aanvaard
uitdrukkingsmiddel. Zeeuws is dat niet. Het Zeeuws mist het stukje erkenning,
dat ervoor zorgt dat mensen de streektaal serieus nemen. Anders dan in Zeeland
kent men volgens Mak in Friesland bijvoorbeeld nieuwkomers, die kiezen voor het
plattelandsleven en die dat zo fel doen, dat ze direct de taal van de streek
leren: 'Juist uit die kringen komen nog wel eens hele fanatieke voorvechters
van het Fries naar voren. Echte diep-Friezen, zoals ze in Friesland zeggen.'
In Zeeland strijken de meeste nieuwkomers echter neer vanwege hun werk of om
van een ongestoorde oude dag te genieten en tegelijk toch met één been in de
Rijmond te blijven staan.
Toch zijn de overenkomsten tussen de positie van het Fries en het Zeeuws groter
dan de verschillen. Zo lezen we in 'Hoe God verdween uit Jorwerd' (dat
prachtige document over de afbraak en veerkracht van een traditionele
plattelandscultuur) de volgende, wel heel herkenbare passage. Zelfs jaren en
percentages komen grotendeels met het Zeeuws overeen: 'De nieuwe
immigrantenstromen en de veranderingen die ze binnen de dorpen teweegbrachten
vielen nauwelijks te meten. Er bestond echter één ijkpunt: de taal. On danks
alle aandacht voor de Friese taal was in veel dorpen het Nederlands in opmars,
en het beste was dat hoorbaar op de schoolpleinen. De onderwijzers die ik sprak
signaleerden rond het midden van de jaren tachtig een duidelijke omslag
-althans in de importdorpen. Voor die tijd leerden de nieuwe kinderen uit
zichzelf zo gauw mogelijk Fries om mee te kunnen spelen, daarna begonnen de
Friese kinderen Nederlands te leren. Uit peilingen van de Fryske Akademy bleek
dat in 1980 een derde van de Friese jongeren onder vrienden nooit meer Fries
sprak. In 1993 was dat al meer dan de helft.'