<<terug naar de startpagina

KEERLUSPROBLEMEN?

Een bekend probleem bij het 2-rail gelijkstroomsysteem is het keerlusprobleem. Via de lus maken de beide spoorstaven kontakt met elkaar en dat betekent kortsluiting. De eenvoudigste manier om dit probleem aan te pakken is: geen keerlussen bouwen. Voor degenen die toch een keerlus willen bouwen, maar geen idee hebben hoe het kortsluitprobleem op te lossen volgen hier twee simpele manieren om dit probleem de baas te worden.

Om te beginnen moet de keerlus elektrisch gescheiden worden van het stamspoor. Die elektrische scheiding kan het beste direct achter het wissel worden aangebracht, en wel in alle vier de spoorstaven, zie de blauwe stippen in bijgaande tekeningen.

In de tekeningen zijn drie manieren aangegeven om de zaak aan te sluiten.


In tekening 1 is de rijtrafo aangesloten op het stamspoor, de lus wordt gevoed via twee omschakelkontakten die met het wissel meeschakelen. Hoe dit uitgevoerd moet worden hangt van de wisselaandrijving af. Het kunnen kontakten zijn die direkt op de wisselaandrijving zijn gemonteerd, maar het kan ook een relais zijn dat met het wissel meeschakelt.

Als het wissel in de stand naar A staat staan de kontakten zodanig dat de scheidingen bij A gelijk gepoold zijn. De trein kan dan probleemloos over de scheiding A rijden. In de stand B van het wissel zijn de scheidingen bij B gelijk gepoold.

Deze schakeling werkt als volgt: de trein staat op het stamspoor, en het wissel staat in de stand A. Draai de trafoknop naar rechts, zodat de trein via het wissel over de scheiding A linksom de lus in rijdt. Stop de trein als hij punt A geheel is gepasseerd, maar voordat hij B heeft bereikt. Schakel dan het wissel om naar de stand B. De lus wordt dan omgepoold, draai de trafoknop naar links om de trein weer de lus uit te laten rijden.

De trein kan natuurlijk ook rechtsom door de lus rijden, dus via B de lus in en via A er weer uit.

Een nadeel van deze schakeling is dat de trein in de lus gestopt moet worden om het wissel en de polariteit van de lus om te schakelen.


De schakeling van tekening 2 heeft dit nadeel niet. Maar hier is een extra trafo nodig om doorrijden mogelijk te maken. De linkse trafo voedt het stamspoor en is zo aangesloten dat knop naar rechts betekent: trein naar rechts, knop naar links is trein naar links.

De rechtse trafo voedt de lus. Deze is zo aangesloten dat linksom draaien betekent: linksom rijden en rechtsom draaien betekent: rechtsom rijden. De trafo op het stamspoor staat naar rechts, zodat de trein naar de lus toe rijdt. Als het wissel in stand A staat moet de andere trafo dus linksom staan, en ongeveer op dezelfde snelheid. Als de trein in zijn geheel in de lus is moeten er twee dingen gebeuren: het wissel moet worden omgezet naar de stand B en de knop van de linker trafo moet naar links worden gedraaid. De trein rijdt nu via B weer probleemloos het stamspoor op. De rijlengte in de lus moet natuurlijk wel een stuk langer zijn dan de trein, zodat er genoeg tijd is om alle handelingen uit te voeren. Ook hier is het mogelijk om de lus in de andere richting te berijden.

Natuurlijk is het mogelijk om de genoemde handelingen te automatiseren. Maar voor de modelspoorder die weinig kaas heeft gegeten van elektrotechniek zijn beide schakelingen simpel en overzichtelijk. Er is alleen wat oefening nodig om de benodigde handelingen op tijd uit te voeren. De belangrijkste bedoeling van dit verhaal is te laten zien dat een keerlus niet zo’n groot probleem hoeft te zijn als soms wordt gedacht.


Een derde mogelijkheid om het keerlusprobleem op te lossen vond ik in de catalogus van Rivarossi/Lima:

Hier rijden de treinen in een vaste richting door de lus. Bij A komt de trein de lus binnen. Daar zijn beide rails onderbroken, maar de onderbrekingen zijn overbrugd met diodes waardoor de trein gewoon doorrijdt. Bij B zijn de rails ook onderbroken, maar niet overbrugd. Daardoor zal de trein tussen B en C tot stilstand komen. De afstand tussen B en C moet daarvoor natuurlijk wel lang genoeg zijn.
Bij C staan ook diodes over de onderbreking, maar die staan in sperrichting. Ze gaan pas geleiden als de rijrichting van de trafo wordt omgekeerd, dan rijdt de trein de lus weer uit.
Het wissel wordt niet bediend, het staat in een vaste stand zodat de trein altijd in de goede richting de lus in rijdt. Als de trein de lus uit rijdt wordt het wissel opengereden.
Rivarossi levert voor deze toepassing een set spoorstukken voor de plaatsen A, B en C. De diodes zitten hier al ingebouwd. Maar wie handig genoeg is kan natuurlijk zelf diodes aan het spoor solderen.


<<terug naar de startpagina

laatste wijziging van deze pagina: 16 maart 2003