Ondersteunend materiaal voor het vak levensbeschouwing op het Reynaertcollege te Hulst
docent: Wino Evertz
Toetsvragen om te oefenen.

Bij hoofdstuk 3: Ethiek.
Par. 1 + 2 en begrippen ethiek
Hierna staan zinnen over de stof. Sommige zinnen zijn correct, andere zijn fout.
Het is aan jou om dit te beoordelen en te corrigeren.

Opdracht:
* Als je een zin juist acht: vermeld achter het nummer van de zin JUIST.
* Als een zin volgens jou NIET GOED is, moet je de zin zodanig veranderen dat er een geheel juiste zin ontstaat. Schrijf de goede zin in zijn geheel op!!
Alleen als het je niet lukt om een verbeterde zin te schrijven, mag je aangeven wat er fout is + vermelden hoe het wel juist is.



1.    Niet roken is een waarde.

2.    Een onwaarde is iets waar je geen waarde aan hecht.


3.    Wie rookt heeft geen normen.

4.    Ik mag mijn vrienden niet in de steek laten, is een waarde, die bijdraagt aan de norm vriendschap.


5.    Doe in de klas die kauwgum uit je mond, is een ethische uitspraak.

6.    Een wet is geen norm, maar een verplichting.

7.    Je mag best mijn fiets gebruiken is een norm

8.     Iemand die zegt: Een goede gezondheid heb je nodig om gelukkig te zijn, ziet gezondheid als een intrinsieke waarde.
9. Door de moraal van een samenleving in kaart te brengen, krijg je zicht op de waarden en normen die er zijn en weet je welke normen goed zijn.

10. De ethische optiek is een levensbeschouwelijke manier van kijken.

11. Een arts die twijfelt tussen wel of niet opereren bij iemand die doof is omdat het niet zeker is dat de operatie succes zal hebben, staat voor een ethisch dilemma.

12. Je moet als arts een patient goed voorlichten over de kans van slagen van een operatie, is een norm en ook een ethische uitspraak.
stuur e-mail
naar de antwoorden