12. Deze tafel is wankel.

 

Op het eerste gezicht is deze zin een FU.

Degene die het zegt wil informatie geven over de tafel.

Een ander kan dat controleren door tegen de tafel te duwen en te kijken of de tafel dan wiebelt.

 

Het probleem is dat wat je “wankel” noemt niet precies vaststaat. Iemand duwt tegen een tafel en zegt: “Deze tafel is wankel”. Een ander duwt er ook tegen en zegt “Dat valt wel mee”.

Als alle mensen onder “wankel” precies hetzelfde verstaan, is het controleerbaar. Nu geeft de zin “Deze tafel is wankel” niet alleen informatie over de tafel, maar ook over wat degene die het zegt als “wankel” beleeft. Als je er zo over doordenkt, dan is deze zin een PU.

 

Ook de volgende zinnen zijn voorbeelden van die onduidelijkheid:

Miep is lang.

Kees is dun.

De auto is duur.

Je kamer is rommelig.

Het probleem is ingewikkeld.

Je kookt erg lekker.

 

Het komt er op neer, dat in dit soort zinnen wel informatie gegeven wordt, maar informatie die niet precies controleerbaar is en informatie die afhankelijk is van de beleving van degene die het zegt.

Het blijft een kwestie van inschatten of het eerder een FU of een PU is….. Maar of het een PU of een FU is, dat is eigenlijk niet het belangrijkste! Je weet nu wel iets: Zo een zin wil informatie geven ( ze bevat dus geen levensbeschouwing ofwel: ze is geen LU) en die informatie is persoonlijk gekleurd….niet precies controleerbaar. Het is goed als dat kunt inschatten bij levensbeschouwelijke communicatie!

 

“Jij bent groot”, zegt de muis tegen de kabouter.

“Jij bent groot”, zegt de kabouter tegen de brugklasser.

“Jij bent groot”, zegt de brugklasser tegen de vierde klasser.

“Jij bent groot”, zegt de vierde klasser tegen de basketballer.

“Jij bent groot”, zegt de basketballer tegen de olifant.

 

volgende zin

 

vorige zin