Frans Mainhorst

Deel 1 - De laatste dagen voor we begonnen aan de weg terug
Deel 2 - De reis begint
Deel 3 - We raken in Italië verzeild
Deel 4 - De laatste stadiën


Mijn weg terug uit het kamp

Frans Mainhorst zat de laatste twee jaar van de Tweede Wereldoorlog in Kamp Aspern in Oostenrijk. Na de Bevrijding - door de Russen - werd hij meegevoerd richting Rusland. Zelf had hij andere ideeën en die bracht hij ook tot uitvoering. Als Rotterdammer wilde hij terug naar Rotterdam. Het was een zware tocht van vijftig dagen uit Hongarije over allerlei kronkelige wegen. Frans beschrijft hier zijn wederwaardigheden in feuilleton-vorm.

Deel 1 - De laatste dagen voor we begonnen aan de weg terug

Na twee jaar in het kamp, werden we op een morgen wakker, waren alle bewakers en soldaten verdwenen. Het eerste resultaat was een ware stormloop op de voorraadkamer en de keuken. We vonden er broden en grote dozen met puddingpoeder en meer van dat soort luxe dingen. We ontdekten ook, dat er naast de werkplaats van het kamp scherpgestelde vliegtuigbommen klaar lagen, ze zouden zo tot ontploffing kunnen worden gebracht.

Het tweede resultaat was dus, dat wij snel het nu onbewaakte kamp verlieten. Wat dacht je? Ik bracht tijdens mijn kamptijd de meeste tijd door met twee vrienden, Henk en Ben. We gingen gedrieën het dorp in, maar Ben wilde daar niet blijven omdat het aan de weg naar Wenen lag. Hij vertrok met een andere jongen naar een dorpje, omdat hij dacht dat het daar veiliger zou zijn. We hebben hem nooit weergezien, omdat hij in dat dorp door Russische soldaten aangezien werd voor een gedeserteerde Duitse soldaat. Hij werd zonder meer neergeschoten. Henk en ik doken in een kelder onder het huis van een dokter (die zelf in een kamp had gezeten). De Russen waren al heel dichtbij en soms waren er inslagen van kanonvuur in de buurt. Toen we de volgende morgen uit de kelder naar buiten stapten, werden we begroet door Russische soldaten, die mitrailleurs op onze borst zetten en vroegen om "uhri" (horloges). Wij hadden natuurlijk geen horloges; en ik begon direct met te zeggen "Hollandski". Tot ons geluk werd dat aanvaard en mochten we terug in onze kelder. De volgende dag werden Henk en ik uitgenodigd door een vrouw, die tegenover de dokter woonde. Zij wilde dat wij bij haar in zouden trekken, als een soort beveiliging tegen Russische soldaten.

De dokter in wiens kelder wij schuilden, vroeg mij echter òòk of ik hem wilde helpen en zijn probleem was dringender. Dus werd ik doktersassistent. Ik moest patiënten verbinden, enz. en ook iedere dag een grote schaal met antiseptische vloeistof klaarmaken, die werd gebruikt om verkrachte vrouwen te behandelen. We kregen iedere dag weer tussen de 15 en 25 vrouwen binnen die door Russische soldaten verkracht waren. Daarnaast natuurlijk ook mensen die gewond waren door kogels, of granaatscherven. Dit waren Oostenrijkers, feitelijk onze vijanden, maar na een tijdje merkte je dat niet meer. Eigenlijk waren het alleen maar mensen die hulp nodig hadden. Eén keer echter kon ik een dergelijk gevoel niet opbrengen. Er kwam een vrouw binnen die verkracht was. Zij had in het kamp in de keuken gewerkt en wij wisten, dat zij iedere avond naar huis ging met een volgeladen boodschappentas. Voor haar kon ik geen medelijden opbrengen.

Naast Oostenrijkers kregen we natuurlijk ook Russische soldaten te behandelen. De dokter ging 's middags altijd een tukje doen, want dan was hij volledig uitgeput. Op een keer kwam er een Russische soldaat binnen, toen de dokter rustte. Hij had een grote steenpuist in zijn nek. Die heb ik helemaal schoongemaakt en er een soort verband op gelegd. Als amateur weliswaar, maar dat kon de soldaat niet beoordelen. Hij was zo gelukkig met mijn behandeling, dat hij een uur later terugkwam met 'n zak tabak en een fles wodka (geel van kleur). Die kleur, dat kwam wel mooi uit, want de dokter mocht van zijn vrouw nooit 'n borreltje drinken. Het was heel eenvoudig, de fles wodka te verbergen. We hadden namelijk in een hoek van de spreekkamer een tafeltje staan vol flesjes urine, die patiënten ons brachten voor onderzoek. De fles wodka stond er tussenin. Twee glaasjes uit de keuken achterover gedrukt en in een kastje in de spreekkamer. Als de dokter er slecht uit ging zien van moeheid, sloot ik de deur van de spreekkamer naar de wachtkamer even af, 5 minuten maar en dan namen we samen gauw een borreltje en konden we weer verder.

Om naar patiënten te gaan die bedlegerig waren, moesten we gewoon lopen; vervoer was er uiteraard niet. Dan droegen we witte jassen met een groot blauw kruis op de arm. Op een keer kwam er een Russische vrouwelijke dokter (een gruwelijke Kenau) met drie Russen bij ons de spreekkamer inzeilen. Ze eiste een medicijn en de dokter gaf haar een flesje, ze haalde uit haar tas een knoert van een injectiespuit, vulde die met de vloeistof, gaf een kort bevel, waarop de soldaten als de sodeju de broek lieten zakken en voorover bukten. Toen harpoeneerde ze de een na de ander in een bil, met dezelfde spuit, zonder alcohol of wat te gebruiken om de injectieplek eerst te ontsmetten.

Op een gegeven dag kwam na het spreekuur de plaatselijke Russische Commandant (hij was student aan de universiteit van Kiev, vond ik later uit) de woonkamer van het doktershuis binnen, die hij eenvoudigweg in beslag nam. Met hem kwamen drie andere officieren, waaronder een Siberier. Ik moest er bij blijven als tolk. De Rus sprak namelijk Duits zoals hij dat op school had geleerd; hij kon het Weense dialect niet verstaan. Ik wél, reken maar van yes! Ik had ook maar gewoon Duits gehad op de HBS, maar ik had enige jaren kamp-ervaring .... Zo werd ik de tolk van de officier. Dat had voor- en nadelen. Des avonds kwam de kok binnen met een grote pan met stukken gebraden vlees, een pan met rijst, een brood en flessen wodka en wijn en een kan chocolademelk. Naast ieder bord werd een waterglas gezet, een groot glas dat oorspronkelijk was bedoeld voor ijsthee, en een grote aardewerken kom. Er ging wodka in het gewone glas, wijn in het grote glas en chocolademelk in de kom. De commandant brak grote stukken brood af en iedereen kreeg een stuk brood bij zijn bord, naast ieder bord lag een vork en die werd gebruikt om stukken vlees uit de pan te pikken. Toen kwam er een toast. Ik keek goed wat de anderen deden, ze pakten het glas met wodka, deden hun pink eronder en dan ging het achter elkaar naar binnen. Later ontdekte ik, als je het glas neerzette vòòr het leeg was, dan werd de rest over je hoofd gegoten. Je was dan namelijk geen man. Ook had de commandant een hele stapel dozen sigaretten voor hem op tafel staan. Iedere keer als hij er een opstak, kreeg ik er ook een.

Er kwam een dorpeling klagen bij de commandant, over het verkrachten van de vrouwen en dat moest ik vertalen. De commandant werd erg kwaad en zei: "Wat zeurt hij? Wij schieten de vrouwen tenminste niet dood nadat we ze verkracht hebben, zoals de Duitse soldaten in Rusland dat deden". Wat kun je daarop zeggen? Ik heb het dus woordelijk overgebracht aan de dorpeling en hem verteld dat hij beter maar gauw kon vertrekken voor de commandant echt kwaad werd.

De volgende morgen toen ik wakker werd, na zo'n 20 uur met de commandant aan tafel te hebben gezeten, zag ik op de plaats waar ik had gezeten een stapel dozen sigaretten staan. Hij waardeerde mij kennelijk wel. Zo vroeg hij me een keer, welk land meer cultuur had, België of Nederland. Ik zei hem, Nederland, omdat de scholen beter waren dan in België. Dat leidde tot een schouderophalen. Vervolgens trok hij een revolver uit zijn zak en vroeg me of ik wist wat dat was. Het was een FN zoals ik in dienst had gehad. Dat vertelde ik hem. Hij vroeg, waar die wapens gemaakt werden. Ik weer: in België. Volgens hem zat ik er dus volkomen naast. België had wapenfabrieken, Holland niet. Daarom had België meer cultuur dan Holland.

Tijdens het eten kwam er een keer een fusillade van Nebelwerfer. Granaten ontploften overal in de buurt en die Siberier ging tegen de muur van de kamer op de grond liggen. De rest bleef echter gewoon dooreten en praten. Ik dus ook, wat kon ik anders, nietwaar?

Op zekere dag kwamen er drie stomdronken soldaten in het doktershuis de trap op. Ze wilden de dochter en de vrouw van de dokter hebben. Ik heb toen gauw de deur op slot gedaan en terwijl zij stonden te schreeuwen en op de deur te bonken, keek ik naar buiten en zag een jongetje lopen. Ik riep naar hem of hij geen Russische officier wist. Hij zei dat er een bij hem thuis zat, en even later kwam die officier aanrennen. Hij heeft alle drie die soldaten van de trap naar beneden geduwd en ze laten grijpen door andere soldaten, die beneden in de woning van de dokter gelegerd waren.

Weer een andere keer kwamen er drie soldaten de woonkamer in en nodigden me uit om met hen aan tafel te gaan zitten om te drinken. Ze hadden een aantal flessen wodka bij zich. Ik had al gauw in de gaten dat ze me dronken wilden voeren, zodat ze toegang hadden tot de slaapkamers van de vrouw en dochter van de dokter. Ik zette alles op alles om niet dronken te worden. Toen een van de drie onder tafel gleed, werd hij opgepakt, boven aan de trap gezet en hup, met een duwtje in de rug duvelde hij zo naar beneden. Er zat een bocht in die trap en de muren waren ruw gestucd, hij kwam compleet afgeschaafd beneden aan de trap te liggen. Wij gingen door, maar tot mijn geluk gingen de andere twee ook eerder dan ik onderuit. Ik heb ze op dezelfde manier naar beneden laten vallen. Daarna kroop ik in m'n bed. De volgende morgen vroeg de dokter wat ik me herinnerde van de nacht ervoor. Wel, alleen dat ik had zitten drinken met drie Russische soldaten. Wat ik absoluut niet meer wist: de dokter en zijn dochter hadden me wakker gemaakt en hebben een uur of meer met me in de kamer heen-en-weer gelopen. Ik had een acute alcoholvergiftiging.

Ik heb ook nog een keer een oud dameshorloge van een Roemeense (ze woonde in een huis dat van een nazi was geweest en daar was zij samen met een stel Hollanders ingetrokken) geruild met de kok voor 10 pond spek. Vijf pond voor haar en vijf voor mij. Dat horloge liep maar een minuutje, en dan moest je het eerst nog schudden. De volgende morgen kwam de kok op hoge poten naar me toe: dat het horloge niet meer liep. Ik vroeg of hij eraan gedraaid had en toen hij ja zei, vertelde ik hem dat hij het te strak had opgewonden en dat het daarom niet meer liep. Ik zei hem ook, dat er een horlogemaker in het dorp was. Gelukkig nam hij daar genoegen mee.

Weer een andere keer ging ik met de dokter mee op huisbezoek en de vrouw zei ons, dat haar vader in de slaapkamer was. Toen we die kamer binnen gingen, stond daar een boom van een vent. Ik hoorde, dat zijn dochter de deur achter ons op slot deed. We kwamen er al spoedig achter dat die kerel overal mannetjes zag, op zijn bed en overal in de kamer. Ik voelde me toen helemaal niet op mijn gemak. Maar het ergste moment? Een jongetje had wat gespeeld met een mortiergranaat en die was ontploft. We zijn er heen gegaan, omdat zijn ouders zekerheid wilden dat hij dood was. Dat werd door de dokter bevestigd. Ik vergeet dat nooit meer.

De letterlijk vertaalde opdracht op de achterzijde van de foto hier boven luidt: "Ter herinnering aan mijn l.l. (loco laudate, zo veel als, gewaardeerd) medisch assistent Frans, en aan onze gemeenschappelijke tochten naar de patienten in tijden van grote nood!"

De aanvang van de tocht

De 12e April waren de Russen gekomen en op de 21e Mei kregen wij bericht, dat we naar het Nederlandse consulaat in Wenen moesten lopen. Van daar zouden we dan naar huis worden gestuurd. Dus gingen we op weg, na afscheid genomen te hebben van de doktersfamilie. Ik had een soort rugzak gevonden en daar ging in, wat ik nog bezat, plus een brood van de familie en een deken uit het kamp. We liepen naar het consulaat, maar nog voor we daar waren werden we opgevangen door Russische soldaten. We werden opgesteld in een kolonne, samen met allerlei andere nationaliteiten. Begeleid door soldaten te paard met lange zwepen begon onze tocht: naar het oosten inplaats van naar het westen.

(wordt vervolgd)

Terug naar Pennenvruchten
Terug naar Clara's Boekenrubriek