Koningen en wetten

Vikings kenden drie klassen:slaven,vrijen en edelen. Het meeste werk werd gedaan door de slaven. Wetten Velen waren vreemdelingen, gevangen genomen tijdens oorlogen. Vrijen waren over het algemeen boeren, handelaren, ambachtlieden, krijgers en grondbezitters. In het begin van het tijdperk waren er veel edelen die over kleine gebieden heersten. Ze waren altijd sierlijk gekleed.

Wetten

Vikingsngs hadden vele wetten waaraan je je moest houden. Twee keer per jaar haden ze het Thing, dat was een soort volks vergadering. Hier werden misdadigers berecht en werden rechtspraken besproken. gevecht Uit heel de omgeving kwamen mensen. Ze wisselde nieuwtjes uit, deden wedstrijden, kochten en verkochten vee en gereedschap. In IJsland dat geen koning had, was het althing de baas. Het althing kwam in de zomer bij elkaar,op een grote open plek met rotsen er om heen. Het althing duurde 14 dagen en begon altijd op donderdag, de dag van de god thor en begon altijd met een toespraak van de hogenpriester. De recht bank bestond uit 36 hoofd mannen en een voorzitter,om de drie jaar was er een andre voorzitter. Een ruzie tussen 2 mensen kon opgelost worden door een 2 gevecht. Als je gewond was kon je stoppen met de strijd en je tegen stander in zilver betalen, of als de eene dood was waren al je bezitingen van de ander. Vikingen haden geen gevangenis maar misdadigers moesten meestal een boeten betalen, als hun slachtoffer gewond was moesten ze die ook verzorgen.