home

 

 

Ben ik mijn broeders hoeder?

Rudi Jansma en Nivard Vas.

Deze vraag is ontleend uit het Oude Testament van de Bijbel, boek van Genesis, iv, 9. Kaïn dood zijn broer Abel, en wanneer God hem vraagt: “waar is jou broer?” Beantwoordt hij dit met een vraag, “Ik weet niet. Ben ik mijn broeders hoeder?” Wij kunnen het waarheidsgehalte van dit verhaal op grond van de Bijbel alléén niet bevestigen en we kiezen ervoor dit onderwerp als volgt te behandelen:
Ten eerste nemen we niet de Bijbel zelf als autoriteit, we richten ons op de eigentijdse vraag: “Ben ik mijn broeders hoeder?” We gaan proberen die grote menselijke boosheid te begrijpen. In het geval van Kaïn: deze was zo kwaad dat hij zijn eigen broer doodde. Vervolgens zullen we proberen vanuit een theosofisch gezichtspunt licht te werpen op het begrip broederschap. Tenslotte zullen we ons afvragen wat onze taak is, en hoe we deze in praktijk kunnen brengen.

Het leven heeft een nieuwe betekenis voor mij sinds ik in contact ben
gekomen met de theosofie. Ik heb ontdekt dat de natuur veel vragen voor ons heeft, waar we niet zondermeer een antwoord op hebben. Sommige schijnbaar moeilijke vragen worden beantwoord door de oude wijsheidsfilosofie. De huidige vraag, “Ben ik mijn broeders hoeder?” Is een goed voorbeeld.
Hebben wij hier een antwoord op? Ja, volgens de oude filosofie. Helpen van een zieke, een gewonde, of een drenkeling is een menslievende daad. De meeste mensen zullen dit doen zonder er over na te denken. Maar betekent dit dat ik mijn broeders hoeder ben?
Als iemand veel geld heeft geleend, of je veel schulden hebt, of een bank hebt overvallen, ben ik daar dan verantwoordelijk voor? Moet ik de schulden betalen? Is het mijn verantwoording om zo iemand uit de gevangenis te halen?
De sleutel tot deze vragen is de vrije wil. En het geheim is mededogen.
Net zoals wij geduld en begrip hebben met kleine kinderen, zo zullen we mededogen moeten hebben voor ons medemensen.
Hoeder betekent beschermer.

Wij mensen zijn nog behoorlijk onwetend omtrent ons werkelijke wezen. De vraag over de dood, is een voorbeeld. Het feit dat wij bang zijn voor de dood is bewijs van onze onwetendheid met betrekking tot ons werkelijke wezen. Gelukkig zijn wij niet net zo bang voor de slaap als voor de dood. Wij zijn een dualiteit of een bipolariteit van bewustzijn(energie) en lichaam(stof). De oude wijsheidsreligie vertelt ons over de zeven bestanddelen of aspecten waaruit de mens is opgebouwd.

Deze verdeling van de mens komt voor in de oudste goddiensten van de wereld. Maar we moeten onthouden dat elke stadium in de menselijke constitutie een bipolariteit is, een drager van bewustzijn. Hier zien we dat de mens niet één entiteit is, maar is samengesteld uit een aantal op zichzelf complete entiteiten!
Daarvan is ieder een levend, groeiend wezen, met een eigen leven, ondergeschikt aan de voornaamste stroom van bewustzijn die wij de mens noemen. From Atom to Kosmos, blz.33. Wij zijn samengesteld uit een broederschap van entiteiten, net als alles in de Natuur.

Fundamentalisten dringen er bij ons op aan om ‘te geloven en te worden gered’ voor het te laat is: zij gebruiken de voorspelling uit het boek Openbaring van de bijbel. Het zou goed zijn als we deze waarschuwingen niet volledig in de wind slaan, want geen enkele klasse van wezens kan de gevolgen van handelingen ontlopen; en zeker wij mensen niet. En zoals als we allemaal weten, zijn we bezig met de vernietigen en vergiftigen van de natuur. Zaai en daad en oogst een gewoonte; zaai een gewoonte en oogst een karakter; zaai een karakter en oogst een lot.
Elk levend wezen in het heelal moet geboorte en dood ondergaan en wedergeboorte in een nieuwe vorm. Ook onze huidige beschaving, en onze planeet met haar natuurrijken, zullen ooit na het vervullen van hun respectieve levenscyclussen uiteindelijk eveneens verdwijnen. Het sterven van de oude cyclus wordt na verloop van tijd gevolgd door het opkomen van een nieuwe: de aarde komt weer fris en ongerept tevoorschijn, en er ontstaat een nieuwe mensheid. Duizend lichten aansteken, blz., 179

De stromen van verandering beïnvloeden vandaag de dag de ons bekende weg. Een van deze is onze gewoonten. Wij zijn zo gehecht aan onze gewoonten dat wij lagere dierlijke neigingen gebruiken om geschillen te regelen door te vechten en te doden. Dieren vechten en doden om hun territorium, of om hun harem te verdedigen. Wij mensen zijn veel verder geëvolueerd dan de dieren. Wij hebben de capaciteit tot redeneren maar we doen daar niet genoeg mee. Wij zullen ons in deze moderne tijd dezelfde vraag moeten stellen als Kaïn deed: “Ben ik mijn broeders hoeder?” De geschiedenis heeft ons geleerd dat wij nog niet in staat zijn onze problemen op te lossen door gebruik te maken van ons verstand alleen. Overal zien we oorlog als de manier om problemen op te lossen. Kijken we op individueel niveau, zijn we geshockeerd als een leerling zijn leraar doodschiet. Maar de fabricage van dodelijke wapens, noemen we werkgelegenheid voor de massa. Overal zien we de wisseling van de wacht wat betreft normen en waarden. Er is zoveel zinloos geweld, de gemeenschap is sterk aan het veranderen en zal nog sneller gaan veranderen. Wat ik van de theosofie heb geleerd is, normen en waarden te verankeren in de ethiek en de morele codes die wij uit de oudheid overgeleverd hebben gekregen.

Wat gebeurde met Kaïn, gebeurt ons dagelijks. Ik geef toe dat ik wel eens kwaad wordt of geïrriteerd raak. Bijvoorbeeld, als iemand mij boos maakt, in plaats van het los te laten, geef ik toe aan boosheid, waardoor wordt ik nog bozer, en op den duur weet ik niet meer waarom ik eigenlijk boos ben geworden. Kaïn was heel kwaad geweest, een typisch menselijke trek. Maar hij kon zich niet beheersen en heeft zijn broer gedood.

Wat is nu de oplossing voor situaties waarin we kwaad worden. De Boeddha heeft ooit gezegd: “Wees vriendelijk en welwillend.” Ik raad aan gevoelens van liefde te ontwikkelen voor diegenen die onze boosheid hebben opgeroepen. Ik geef toe dat dit moeilijk in praktijk te brengen is, want op het moment dat we boos worden, verliezen we onze zelfbeheersing. Om weer in balans te komen, dat kan wel even duren. Ik ben tot ontdekking gekomen dat als we liefde in praktijk brengen we onze houding radicaal veranderen. Als je van iemand houdt, zal je hem of haar geen leed berokkenen.
Waarom bestaat het kwaad? Omdat er zonder kwaad helemaal niets zou bestaan. Kwaad is een onvermijdelijk bijproduct van het evolutieproces. Zelfbewustzijn is alleen mogelijk doordat er sprake is van dualiteit van subject en object. De essentie van alle goedheid is de drang deze dualiteit te doen opgaan in eenheid. Dit ervaren we als liefde. Liefde overwint alle verscheidenheid en het verbindt ons met het mysterie dat Liefde zelf is. De wortel van alle kwaad is dualiteiten, d.w.z. de scheiding in object en subject.

Absolute volmaaktheid wordt van niemand verwacht, en is moeilijk te bereiken. Het is aanmatigend en onredelijk een hard oordeel te vellen over hen die er ernstig naar streven hun medemensen geestelijke en morele steun te verlenen. Niettemin hebben we het recht van een leraar te verwachten dat woorden van waarheid en mededogen worden bevestigd door achtenswaardige en altruïstische gedachten en daden. Ieder van ons heeft een duidelijker inzicht in zichzelf nodig en een gezonde dosis scepsis – geen cynisme, maar van intelligentie getuigende scepsis. Het woord is hier op zijn plaats en is afgeleid van de Griekse skeptikos, wat ‘bedachtzaam, nadenkend’ betekent. We moeten bedenken dat de kern van ons wezen onsterfelijk is en dat ieder van ons niet alleen het ingeboren vermogen en de wil heeft, maar ook de plicht, om zichzelf te ‘redden’ – dat wil zeggen, onze ziel te bevrijden van de boeien van zelfzuchtige begeerte. Duizend lichten aansteken , blz., 191.

Wij zijn onze broeders met betrekking tot onszelf. Laten we alleen maar naar ons stoffelijke lichaam kijken. Dit heeft banden met twee ouders, die ieder op zich weer banden hebben met hun ouders. Wij hebben vier grootouders. Over drie generaties hebben we dus banden met acht medemensen: onze overgrootouders. Over tien 10 generaties is dit aantal al 1024, en over 20 generaties al meer dan een miljoen. Gaan we dertig generaties terug is het aantal voorouders in onze fysieke afstammingslijn ruim een miljard. Als we uitgaan van 25 jaar gemiddeld per generatie, zien we dat de lijn waaruit ons fysieke lichaam is voortgekomen 750 jaar teruggaande al een miljard mensen omvat. Als we in de tijd teruggaan zou voor ieder mens in theorie in minder dan duizend jaar dus gemakkelijk een aantal voorouders kunnen worden geteld dat de hele wereldbevolking van de mens omvat. Dit wijst op een veel grotere mate van verbondenheid dan we ons misschien realiseren. Mededogen in de Geheime Leer.

Broederschap. De mensheid, gemeenschappelijk met al die andere entiteiten in het heelal, zijn onafscheidelijke onderdeel van een geestelijke eenheid; en de illusie van een eeuwige durende afgescheidenheid, is te wijten aan onze onwetendheid over het grondbeginsel van de feiten in de natuur. “Als het handelen van de één inwerkt op het leven van allen, en dat is inderdaad een wetenschappelijke gedachte, dan kan de werkelijke menselijke solidariteit, die de grondslag vormt van de verheffing van het ras, alleen worden bereikt doordat alle mannen, broeders, en alle vrouwen, zusters worden, en allen in hun dagelijks leven ware broeder- en zusterliefde in praktijk brengen.” De sleutel tot de theosofie, blz 218.

“Wanneer in de mens een ontwikkelde, onsterfelijke geest zetelt, dan moet deze in alle dingen zijn, tenminste in sluimerende of kiemtoestand, en het kan voor elk van deze kiemen slechts een kwestie van tijd zijn om geheel ontwikkeld te worden.” Isis Ontsluierd.”vol I, blz, 330. Broederschap richt zicht op alle dingen en wezens, het is een universeel woord. Daar wordt natuurlijk niet alleen de mannelijke bloedverwanten van dezelfde vader en moeder, mee bedoeld of zelfs van hetzelfde ras, godsdienst, beroep, vak, of vereniging van mens tot mens, maar broederschap geldt voor alles in het heelal. Alle levende wezens, ongeacht hun soort, zijn zevenvoudige entiteiten, en dus kunnen wij niet langer een onderscheid maken tussen ‘eenvoudige’ en ‘ingewikkelde’ vormen van leven.

Het Theosofisch Genootschap heeft altijd aangedrongen op de vorming van een kern van universele broederschap als voornaamste doel; en de leer die wordt verspreid is ondergeschikt aan dit doel. Eén van Blavatsky’s leraren heeft geschreven: “De Chefs willen dat er een begin wordt gemaakt met een 'Broederschap van de Mensheid,' een echte Universeel Broederschap; een instelling die in de hele wereld bekendheid zal verwerven en de aandacht zal trekken van de edelste geesten.” MB, blz, 27. En veder, “Alleen hij die liefde voor de mensheid in zijn hart koestert, die in staat is de gedachte van een herscheppende praktische Broederschap ten volle weet te begrijpen, heeft het recht onze geheimen te bezitten. Hij alleen, zo iemand — zal zijn vermogens nooit misbruiken, daar er geen vrees behoeft te bestaan dat hij ze voor zelfzuchtige doeleinde zal aanwenden.” MB, blz, 278.

Broederschap: de weg van het hart
Wij zijn onze broeders hoeder. Als er iets in de theosofische levenswijze verankerd ligt, dan is het dit wel. Onze maatschappij, onze Nederlandse maatschappij, is de laatste jaren sterk veranderd. De zestien miljoen mensen die in Nederland wonen, zijn verdeeld in twee groepen, autochtonen en allochtonen, (inheemse en immigranten). We leven in een Nederland waar deze tweedeling een wig lijkt te drijven in de broederschapgedachte. Er is in de laatste decennia veel gebeurd waardoor de “gevoelens van onveiligheid” zo hoog op de maatschappelijke agenda is komen te staan. Deze veranderingen lijken ook een wig te drijven in de broederschapgedachte.
Kijk jij wel eens diep van binnen en stel jij je de vraag hoe jij je broeders hoeder kunt zijn, en dat terwijl je ziet dat geweld hand over hand toeneemt, en mensen zich steeds onveiliger gaan voelen. De mens eigen, zoekt hij daar een zondebok voor. En deze heeft men gevonden in een kleine groep allochtonen die onvoldoende de kans hebben gekregen of genomen om zich onze broeder te gaan voelen. Broederschap IS de weg van het hart, dat kan haast niet anders. Hoe geven wij daar inhoud aan?

Met plicht, dharma in het Sanskriet, wordt bedoeld: “We zijn midden in een kritieke periode waarin de krachten van het licht in een rechtstreekse strijd met de duistere krachten zijn gewikkeld – niet alleen op het nationale en internationale toneel, maar ook in ons eigen wezen. Als we nu niet beginnen, individueel en collectief, op onze eigen innerlijke kracht te vertrouwen, zullen we in een toekomstige crisis weinig hebben om een beroep op te kunnen doen. Dit is niet de tijd om op grote leiders te steunen; het is niet de tijd om te wachten op een boodschapper. Als we vinden dat de omstandigheden overweldigend ongunstig zijn voor onze standvastige inspanningen om de toorts van hoop hoog te houden, laten we dan denken aan Moeder Teresa. Toen haar werd gevraagd hoe ze bestand was tegen de enorme hoeveelheid lijden waarvan ze dagelijks getuige was, zonder dat het voor haar ook maar enigszins mogelijk was om het tij merkbaar te keren, antwoordde ze: Een voor een: ik kijk alleen naar het kind of de oude man of vrouw die ik verzorg; als ik zou denken aan de miljoenen en miljoenen die mijn hulp nodig hebben, zou ik niets kunnen doen.”

De oude wijsheidsreligie zoals die ons in deze tijd is gegeven door de meesters van wijsheid en mededogen via hun boodschapper H.P. Blavatsky zegt dat er niet de minste kans of de geringste mogelijkheid bestaat dat een ware theosoof asociaal wordt in zijn opvattingen of in zijn gevoel. Alle religies, alle religieuze filosofieën kunnen bij mensen van een bepaald soort intelligentie het verlangen opwekken zich van de rest van de mensheid af te scheiden en, als het ware, de behoefte oproepen persoonlijk vooruit te gaan op het pad van geestelijke en intellectuele groei, geheel los van zijn plichten tegenover zijn medemensen. Wanneer deze verkeerde opvatting overheerst, krijgen we het verschijnsel van het kloosterwezen en het kloosterleven, dat in een bepaalde tijd van de vroeg-middeleeuwse geschiedenis van het christendom zo belangrijk werd.

Het is natuurlijk waar dat door zich zo van de wereld af te scheiden, men zich tot op zekere hoogte kan bevrijden van verleidingen en een soort geestelijke vooruitgang kan maken; maar het is tenslotte een zuiver zelfzuchtige vooruitgang en schiet uiteindelijk voorbij aan het doel dat men met deze manier van leven hoopt te bereiken. Ware theosofie is het met die dingen niet eens, want ze toont aan dat we allen broeders zijn, leden van dezelfde mensenfamilie. Dat we zware karmische verantwoordelijkheden hebben. Dat de juiste manier om een theosofisch leven te leiden is, in de wereld te leven, maar niet van de wereld te zijn, d.w.z. zijn hele plicht te doen tegenover het gezin en het land en zijn medemensen in de hele wereld. Door zo te handelen die plicht tot een middel van innerlijke geestelijke groei te maken. Een theosoof moet verleidingen niet ontvluchten. Het is zijn plicht die te weerstaan en te overwinnen en niet om weg te lopen. De snelste weg naar geestelijke vooruitgang is elk vermogen dat hij heeft te gebruiken, in overeenstemming met de hoogste ethische beginselen en met een gevoel van diepe en intense belangstelling voor het welzijn van zijn medemensen en van mededogen met hun leed en moeilijkheden.

Het zou niet goed zijn voor de ware innerlijke mens om buiten de maatschappij te blijven staan. De reden is dat iedere mens een individuele eenheid is in de menselijke samenleving en dat hij tegenover die maatschappij plichten heeft en dat hij dus die menselijke plichten moet vervullen. Natuurlijk komt er voor ieder mens een tijd dat hij de drang voelt het eenzame pad van chelaschap te volgen, van discipelschap; maar elke ware discipel of chela beseft dat dit pad van afzondering slechts wordt gevolgd tot het punt waarop de discipel een meester van het leven wordt; en daarna wordt hij, meer dan tevoren, een dienaar van de wet van mededogen en een dienaar van de wereld in die zin dat hij zijn hele leven en alles wat in hem is, wijdt aan het doen ontwaken van de geestelijke en intellectuele bewustzijn van zijn medemensen.

De training die een discipel moet ondergaan is een ‘eenzaam’ pad; maar dat is slechts bij wijze van spreken. Ze lijkt enigszins op die van een student op een universiteit die een moeilijk examen moet doen; en om zich te bevrijden van angst en afleidingen die hij anders zou ondergaan, zondert hij zich een tijdje af in zijn kamer totdat hij de beproeving waarvoor hij staat aan kan. Is hij daarna geslaagd, dan komt hij weer in de wereld om zijn plicht te doen tegenover zijn medemensen – dat zou hij tenminste moeten doen.

Een samenvatting van wat we tot nu toe hebben behandeld. Eerst hebben we geprobeerd de vraag, “Ik weet het niet; ben ik mijn broeders hoeder?” te beantwoorden. Daarna hebben we de onwetendheid behandeld die ons heeft blind gemaakt voor het feit dat het menselijke ras één broederschap is. Zelfzucht heeft ons afgeleid van onze echte doel, namelijk in harmonie te leven met elkaar. Dagelijks zien wij het resultaat van zelfzuchtigheid, in de vorm van zinloos geweld. Om boosheid te beheersen is het raadzaam liefde te beoefenen.
Ten tweede: is broederschap een feit in de natuur. Ons af te scheiden van ons medemensen, is beslist het verkeerde pad of uiteindelijk mogelijk zelfs dat van zwarte magie.
Ten derde: plicht aan onze medemensen is geen lichtzinnig doel. Mededogen is de Wet der Wetten van het heelal. Liefde is de basis waarop het heelal is gebouwd.

“Ieder mens heeft in zichzelf de kracht om te doen wat nodig is: in stilte en onopgemerkt de leiding van zijn hogere zelf te volgen. Maar we moeten in deze oefening volharden; bovenal moeten we een onvoorwaardelijk vertrouwen stellen in de kracht van ons innerlijke licht om ons leven te verlichten. Als ieder van ons standvastig de leiding ervan volgt, zullen we na verloop van tijd een belichaming van mededogen, begrip, kennis, en hulpvaardigheid worden – en toch zullen we paradoxaal genoeg de grootst denkbare zegen hebben bereikt, we zullen als ‘niets in de ogen van de wereld’ zijn geworden. Op deze manier zullen we de lichtimpulsen die in aantal en kracht toenemen, versterken, en dienovereenkomstig zullen we hen die onophoudelijk werken voor alle landen en voor de ongeborenen en die zelfs nu de weg gereedmaken voor de geboorte van een stralender tijdperk, aanmoedigen bij hun meedogende werk.”


Bronnen: Duizend lichten aansteken.

Studies in Occult Philosophy,

Broederschap IS de weg van het hart.

Isis Ontsluierd.

De sleutel tot de theosofie,

From Atom to Kosmos,

De Mahatma Brieven aan Sinnett

back