|
De Zeeuwse schouw werd veel gebruikt in de Zeeuwse oestercultuur. Het schip had veel gelijkenis met een grote Hollandse roeiboot, want evenals deze was het vlak van voren geheel naar boven gebogen en was er geen steven. Er werd wel eens een valse voorsteven aangebracht, hetgeen het voorschip wat meer houvast gaf. Achter ging het vlak eveneens omhoog tot aan het berghout. Het voor- en achterdek was beplankt, achter was een stuurbank aangebracht, verdiept in het dek. |
Het roer hing aan een brede scheg, en was vissend. Bij droogvallen schoof het roer omhoog langs de roerpen. De bouwwijze van de schouw is die van een aak, was overnaads gebouwd en de kop liep niet zo hoog op als bij de hoogaars. |
Het vlak was platter in de bodem. De indeling komt overeen met die van de hoogaars. Sommige schouwen hadden een losse voorplecht. De tuigage was bij de grote schouwen bezaantuig, de kleienere hadden het spriettuig. De zwaarden waren breder dan die van de hoogaars met bezaantuig. |
De herkomst van de Zeeuwsche schouw is niet bekend. Sommige tekenaars zoals Groenewegen beeldden een schouw af als 'Garnaat of botvissertje'. De laatste schouwen werden te Graauw en te Kruispolder gebouwd met Philippine als thuishaven. In de 2e wereldoorlog lagen daar nog vijf scheepjes.
|
|
|
|
Het berghout
zit laag, sommige schouwen hebben slechts twee gangen. Dan zijn
wel de boeisels hoger. De indeling van de schouw is ongeveer gelijk aan de andere Zeeuwse schepen. De tuigage was het gewone bezaantuig met gebogen gaffel. Door de plaatsing van de mast, die ver naar voren stond, had de schouw een groot bezaanzeil en een kleine fok. De Zeeuwse schouw werd ook als veer- en vrachtschip gebruikt. Er was ook nog een tweede type schouw, de Thoolse schouw. De Zeeuwsche schouw had een hoger oplopende bovenboeisel dat tot boven de kop kwam. Beide scheepjes waren beste zeilers. Op de foto hierboven ligt een schouw voor de werf van Taal in Veere, plm. 1900. |