‘Visserslatijn’
van de Zeeuws en Vlaamse kust opgetekend
Door
Rinus Willemsen
De
woordenschat van de vissers van Frans-, West- en Zeeuws-Vlaanderen is te boek
gesteld. Ruim drie jaar heeft Roxane Vandenberghe, verbonden aan de
Rijksuniversiteit van Gent waar ze werkt aan het Woordenboek
van de Vlaamse dialecten, aan het project gewerkt. Op zaterdag 21
oktober vindt de presentatie plaats in het West-Vlaamse vissersdorpje Coksijde.
In totaal
ging de onderzoekster aan het werk in vijftien plaatsen, waaronder vier
oost-Zeeuws-Vlaamse kustdorpen én natuurlijk Breskens. Verder werd het
‘visserslatijn’ van vier West-Vlaamse en vijf Frans-Vlaamse vissersdorpen
onderzocht.
‘Het probleem
daarbij’, zo stelde Vandenberghe vast, ‘dat ik op veel plaatsen eigenlijk te
laat kwam. De meeste medewerkers vertelden me, dat ze over de oude manieren van
vissen eigenlijk niet zo veel meer konden vertellen. Eigenlijk had het opvragen
van de woorden en begrippen jaren eerder moeten hebben plaatsgevonden, want de
overschakeling van het vissen met zeilboten naar motorboten dateert al van voor
de tweede wereldoorlog. En met de komst van nieuwe techniek, verdween ook de
oude woordenschat.’
Toch is Vandenberghe erin geslaagd een groot aantal
woorden uit de vaak tandenloze vissersmonden op te schrijven. ‘De zeevisserij
heeft een ongekende rijkdom aan woorden’, gaat Roxane enthousiast verder. ‘In
totaal hebben we 1222 begrippen opgevraagd. Dat waren voorwerpen, technieken,
handelingen en allerlei andere zaken die ter sprake kwamen in de
gesprekskringen’.
De opbrengst was een oogst van meer dan 8000 woorden
voor die 1222 begrippen, in vergelijking met de woordenschat van landbouwers,
kuipers of timmerlieden is dat relatief erg hoog. Vermoedelijk heeft die
uitgebreide woordenschat te maken met het feit dat vissers uit bijvoorbeeld
Breskens vroeger ook de havens van Oostende en Nieuwpoort gebruikten.
Als voorbeeld noemt Roxane de sleeplap een soort bescherming aan de onderzijde van de kor, dat
bestaat uit stukken oud netwerk en ander materiaal. In Zeeuws-Vlaanderen en ook
in Boekhoute spreken de vissers dan over een sleeplap, terwijl robber
langs heel de Vlaamse en Noord-Franse kust wordt gehoord. Maar in Vlaanderen
horen we ook sleep of sleper, terwijl net over de Franse
grens, waar de oudste bewoners het Vlaams nog machtig zijn, het woord vijllap wordt gebruikt.
Roxane Vandenberghe bezocht de vissers en sprak met
ze. Eerst individueel, om zich te kunnen inleven in de manier van vissen en de
benaming van de scheepsonderdelen. Vervolgens kwam ze terug naar de
vissersplaatsen, waar ze samen met gespreksgroepen van drie of meer zegslieden
vragenlijsten invulde.
Het sterke van deze aflevering van de reeks uitgaven
van het Woordenboek van de Vlaamse dialecten is niet alleen de uitgebreide
woordenschat, maar ook de cultuurhistorische aspecten die in het boek naar
voren komen. Dr. Jacques Vankeymeulen, ook verbonden aan het WVD: ‘Eigenlijk is
het een uniek project, waaraan jaren werd gewerkt. We onderzochten de
woordenschat in Frans-Vlaanderen, Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. Dat is het
gebied van het oude graafschap Vlaanderen zoals dat in de Middeleeuwen bestond.
Dat ligt nu in drie landen. De manier van werken is tijdrovend en kostbaar. De
financiële ondersteuning van de provincie Zeeland is voor ons daarom zeer
welkom’.
Roxane
Vandenberghe, De zeevisser, Tongeren: Drukkerij Michiels, 2000. Bij de
boekhandel verkrijgbaar voor ƒ 80,-.