Uut de PZC van den achttienden oktober 2000

 

 

‘Visserslatijn’ van de Zeeuws en Vlaamse kust opgetekend

 

Door Rinus Willemsen

 

 

De woordenschat van de vissers van Frans-, West- en Zeeuws-Vlaanderen is te boek gesteld. Ruim drie jaar heeft Roxane Vandenberghe, verbonden aan de Rijksuniversiteit van Gent waar ze werkt aan het Woordenboek van de Vlaamse dialecten, aan het project gewerkt. Op zaterdag 21 oktober vindt de presentatie plaats in het West-Vlaamse vissersdorpje Coksijde.

In totaal ging de onderzoekster aan het werk in vijftien plaatsen, waaronder vier oost-Zeeuws-Vlaamse kustdorpen én natuurlijk Breskens. Verder werd het ‘visserslatijn’ van vier West-Vlaamse en vijf Frans-Vlaamse vissersdorpen onderzocht.

 

‘Het probleem daarbij’, zo stelde Vandenberghe vast, ‘dat ik op veel plaatsen eigenlijk te laat kwam. De meeste medewerkers vertelden me, dat ze over de oude manieren van vissen eigenlijk niet zo veel meer konden vertellen. Eigenlijk had het opvragen van de woorden en begrippen jaren eerder moeten hebben plaatsgevonden, want de overschakeling van het vissen met zeilboten naar motorboten dateert al van voor de tweede wereldoorlog. En met de komst van nieuwe techniek, verdween ook de oude woordenschat.’

Toch is Vandenberghe erin geslaagd een groot aantal woorden uit de vaak tandenloze vissersmonden op te schrijven. ‘De zeevisserij heeft een ongekende rijkdom aan woorden’, gaat Roxane enthousiast verder. ‘In totaal hebben we 1222 begrippen opgevraagd. Dat waren voorwerpen, technieken, handelingen en allerlei andere zaken die ter sprake kwamen in de gesprekskringen’.

De opbrengst was een oogst van meer dan 8000 woorden voor die 1222 begrippen, in vergelijking met de woordenschat van landbouwers, kuipers of timmerlieden is dat relatief erg hoog. Vermoedelijk heeft die uitgebreide woordenschat te maken met het feit dat vissers uit bijvoorbeeld Breskens vroeger ook de havens van Oostende en Nieuwpoort gebruikten.

Als voorbeeld noemt Roxane de sleeplap een soort bescherming aan de onderzijde van de kor, dat bestaat uit stukken oud netwerk en ander materiaal. In Zeeuws-Vlaanderen en ook in Boekhoute spreken de vissers dan over een sleeplap, terwijl robber langs heel de Vlaamse en Noord-Franse kust wordt gehoord. Maar in Vlaanderen horen we ook sleep of sleper, terwijl net over de Franse grens, waar de oudste bewoners het Vlaams nog machtig zijn, het woord vijllap wordt gebruikt.

Roxane Vandenberghe bezocht de vissers en sprak met ze. Eerst individueel, om zich te kunnen inleven in de manier van vissen en de benaming van de scheepsonderdelen. Vervolgens kwam ze terug naar de vissersplaatsen, waar ze samen met gespreksgroepen van drie of meer zegslieden vragenlijsten invulde.

Het sterke van deze aflevering van de reeks uitgaven van het Woordenboek van de Vlaamse dialecten is niet alleen de uitgebreide woordenschat, maar ook de cultuurhistorische aspecten die in het boek naar voren komen. Dr. Jacques Vankeymeulen, ook verbonden aan het WVD: ‘Eigenlijk is het een uniek project, waaraan jaren werd gewerkt. We onderzochten de woordenschat in Frans-Vlaanderen, Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. Dat is het gebied van het oude graafschap Vlaanderen zoals dat in de Middeleeuwen bestond. Dat ligt nu in drie landen. De manier van werken is tijdrovend en kostbaar. De financiële ondersteuning van de provincie Zeeland is voor ons daarom zeer welkom’.

 

Roxane Vandenberghe, De zeevisser, Tongeren: Drukkerij Michiels, 2000. Bij de boekhandel verkrijgbaar voor ƒ 80,-.