Zeêuwse Schriefwiezer

Een hulpmiddel bij 't schrijven in een Zeeuws dialect

Wordt onder meer toegepast in 't Zeeuwstalige tiedschrift Noe

Met onderaan wat voorbeeldteksten

 

Algemeen
Deze schriefwiezer beschrijft een spelmethode, waarin alle Zeeuwse (en West- en Frans-Vlaamse) dialecten genoteerd kunnen worden, zonder dat het eigen karakter van die dialecten daarbij in het geding komt. Wasschappels blijft duidelijk herkenbaar als Wasschap-pels, Bruus blijft Bruus, Cezans blijft Cezans en Kortreks blijft Kortreks. Er is dus geen sprake van een standaard-Zeeuwse schrijftaal. Als auteur kies je bij een bepaalde klank de notatie die die klank het best benaderd: aalles, alles of aolles; loape, lôpe of loôpn; etc.
Uitgangspunt bij deze schrijfwijze is leesbaarheid. Dat is een ander uitgangspunt dan dialectonderzoekers hanteren. Het gaat hen vooral om een fonetisch verantwoorde schrijfwijze, deze Schriefwiezer is eerst en vooral bedoeld voor creatieve toepassing van de Zeeuwse dialecten. Natuurlijk kunnen specifieke klankverschijnselen die niet in schrift kunnen worden weergegeven, in een aantekening bij een tekst worden verklaard.
Zeeuwse klanken, die hieronder niet worden besproken, worden gespeld volgens de Algemeen Nederlandse (AN) spelling.

Klinkers: ae, ao, aa
Klanken die meest overeenkomen met een AN [aa], maar meer 'gesloten' zijn dan de AN-uitstpraak, worden weergegeven met ae. De zeer gesloten Zuid-Bevelandse aa-vormen (die klinken als een lange ì in kip en in verschillende klanklengtes voorkomen) en de plaatselijk mogelijk korte gesloten uitspraak van naar [nì] en daar [dì] worden als aè genoteerd.
Als etymologisch gezien het gebruik van een eê juister is, wordt een eê gebruikt: scheêre (schaar), leêge (laag). Als de uitspraak van woorden als blauw en grauw geslotener klinken dan in AN, dan worden die met aeu gespeld: graeuw, blaeuw.
Alle klanken die meest overeenkomen met een AN [aa], maar waarvan de uitspraak 'opener' is dan de AN-uitspraak worden weergegeven met ao. Ook alle korte a's, die in veel Zeeuwse dialecten opener worden uitgesproken dan in AN, worden met ao weergegeven (vallen = vaolle(n), alles = aolles).
Half open a-klanken (als in AN [aa]) worden als aa of a gespeld: aalles, vader, vaallen.

Klinkers: ae, è
Klanken die meest overeenkomen met een AN [à], maar in het Zeeuws geslotener worden uitgesproken, worden weergegeven met ae (waerm).
Klanken die meest overeenkomen met een AN [è], maar in het Zeeuws een opener uitspraak kennen, worden met een e weergegeven (lekker, geen lèkker of lakker). Een uitzondering vormen korte vervoegingen van 'hebben' (è, èn) en woorden met een zeer open uitspraak als kerel en wereld. In sommige dialecten klinken ook woorden als bedde zeer open. Woorden met een zeer open e worden met een è gespeld: kèrel, wèreld, bèdde.

Klinkers: ê, eê, aantal klinkers in zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden
Klanken die meest overeenkomen met een AN [ee], maar waarvan de dialectuitspraak duidelijk anders klinkt (zoals tweeklanke: [ieë] of met j-naslag [jiee]) worden weergegeven met en ê (beên, bênen in veel dialecten ook in woorden als keêr en weêr). Een eventueel zeer korte, gesloten uitspraak van weer en meer, wordt met ì genoteerd: wì en mì.
Voor het aantal klinkers wordt de AN-spelling aangehouden: geen beênen maar bênen. Zelfstandige naamwoorden met een dubbele klinker in het AN-enkelvoud, die in veel Zeeuwse dialecten de uitgang -e krijgen, worden met een dubbele klinker geschreven: reêpe, teêle (teil), uure (maar: tweê uren). Een AN [ij] geldt daarbij als twee klinkers: vuuve, puupe, riepe. Dezelfde regel geldt voor bijvoeglijke naamwoorden als 'oôge (hoog).

Klinkers: ô, oô
Klanken die staan voor een AN [oo], maar waarvan de dialectuitspraak anders klinkt ([òò] of tweeklanken [oe-a], [oo-a]) worden weergegeven met en ô (boôt, bôten, lôpe). Voor wat betreft het aantal klinkers wordt de AN-spelling aangehouden.
In een aantal gebieden bestaat een tegenstelling tussen de uitspraak van de oo voor vooral dentalen (doôd klinkt als [doe-ad]) en de oo voor vooral labialen (boôm klinkt als [bòòm] of [boam]). Die tegenstelling kan verduidelijkt worden door de éénklank oo (als in boôm) te spellen als oa. Dat is voor veel noord- en midden-Zeeuwse dialecten aan te raden. Ie loapt mie 't loôd in z'n schoeën naè schoole. Zie ook ê, eê.

Klinkers: ò en à, a
Als een klinker in het AN lang wordt uitgesproken, maar in het Zeeuws een korte klinker is, wordt deze weergegeven met een accent grave. Zò dus.
Bij het wegvallen van een medeklinker voor of na een ook in het AN korte klinker, wordt geen accent gebruikt. Tenzij dat verwarrend is: wè voor wel naast we voor wij. We èn a een keêr wistn fietsn lings da nieuwe padje.

Klinkers: ie en iee, oe en oee, ieë en oeë
Een verlengde ie- of oe-klank worden slechts dan als verlengd weergegeven wanneer deze als bijzonder lang wordt ervaren, het woord op een verlengde klank eindigt of wanneer er verwarring mogelijk is met een woord met een niet-verlengde oe of ie. Indien een verlengde klank weergegeven dient te worden, wordt daartoe de laatste klinker van de klank tweemaal genoteerd. Bijvoorbeeld: doee, sproee, spiee(n) (werkwoord), teêe, schieete(n) tegenover schiete(n).
Indien er een duidelijke lettergreepwisseling of zelfs een tussenletter in de verlengde klank te horen is, wordt een ë gespeld: spieë, doeë (en geen spieje of doewe).

Medeklinkers: stomme h, andere stomme medeklinkers en g
Een stomme h aan het begin van een woord wordt weergegeven met een apostrof. Een stomme h wordt niet weergegeven wanneer het niet aan het begin van een woord staat of wanneer de Zeeuwse vorm sterk afwijkt van de AN-vorm en een apostrof derhalve niets bijdraagt aan de herkenning van het woord: uto en aorop (rechts- en linksom, etymologisch wel met h), verabbezakken, ik è (maar: ik 'eb).
Andere stomme medeklinkers worden in principe niet weergegeven. Onder meer de Walcherse en Schouwse vorm van 'worden' wordt dan ore (in tegenstelling tot het woord 'ore, horen). Zo ook plaatselijk poese voor poetsen en kasse voor kast. In veel gevallen kan omwille van de leesbaarheid anders worden besloten: iets in plaats van ies of iees bijvoorbeeld.
Als h uitgesproken g's worden (net als in 't Zeeuws Woordenboek) als g genoteerd; een Zeeuwse g is geen volkomen h, er zit vaak een licht g-achtig element in.

Medeklinkers: f, v, s, z
In het Zeeuws wordt vaak een f of een s gehoord, waar het AN een v of een z laat zien. Deze medeklinkers worden echter als in het AN genoteerd: vuuftig, zestig en geen fuuftig, sestig. Zo ook 't za wè in plaats van 't sà wè.

Medeklinkers: 'm, 'k, da's, 's, d'r, t'r, n, t'n
Verkorte weergaven als da's, d'r, 's, 'k en 'm (ook in AN niet ongebruikelijk) worden in deze Schriefwieze als gewone vorm gebruikt (dus bijvoorbeeld geen um, tenzij nadrukkelijk: da's van 'um!).
Indien dat in verband met de uitspraak wenselijk is, kan in plaats van d'r ook t'r worden geschreven: a t'r weinig volk is, gaen ik wì naer 'uus.
Het wederkerend voornaamwoord n (plaatselijk m) wordt zonder apostrof geschreven om de tegenstelling tot het lidwoord 'n uit te drukken: dat eit n wè meer gedae; toen at n dat dee.

Lidwoorden: et, 't, een, 'n en den
Het lidwoord een wordt bij voorkeur als in het AN genoteerd. De notatie 'n is minder juist; als er in de meeste Zeeuwse dialecten al een letter wegvalt in de uitspraak van een, zal dat eerder de n dan de ee zijn ([e' stoel en e' taefel] in plaats van ['n stoel en 'n taefel]). Het lidwoord het wordt als 't gespeld. De AN h is etymologisch onjuist (vgl. Eng it, Duits es). Bij nadruk wordt et gebruikt: de Drie Keuniengn is et café van De Groe.
Het lidwoord de wordt wanneer dat in het Zeeuws wordt uitgesproken als [dun], genoteerd als den. Ook wanneer het niet benadrukt is.

Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoorden zonder g (edaèn, elôpe) krijgen geen apostrof aan het begin. Slechts wanneer dat voor de leesbaarheid wenselijk is, krijgt zo'n vorm in samenstellingen wel een apostrof: 'k è 't naè'egaè, in plaats van naèegaè.
Een weggevallen e aan het begin van een voltooid deelwoord dat wel met een g begint, wordt weergegeven met een apostrof: g'aod of g'ad i.p.v. gaod of gad, vastg'ouwn i.p.v. vastgouwn.

Verkleinwoorden
Als uitgang bij verkleinwoorden worden alleen -(t)je, -(t)sje en -(s)ke(n) gebruikt. Een karretje blijft dus een karretje en wordt geen karretjie of karre'ie.

'Verschoven' medeklinkers
Medeklinkers, die in de uitspraak van veel Zeeuwse dialecten regelmatig naar voor of achter verschuiven, worden zonder deze verschuiving weergeven. 'Dat hebben we' ([dà t-è me]), wordt genoteerd als 'dat è me'. Zo ook: wà-d'è gie noe? = wat è gie noe?.

Vreemde woorden, uitgangen -tie, -eau e.d.
'Vreemde woorden' worden niet verzeeuwst, tenzij de Zeeuwse uitspraak dusdanig van de Nederlandse afwijkt dat een Zeeuwse notatie gerechtvaardigd is. Dus: computer en geen kompjoeter, walkman en geen waokmen, 't machine en niet 't mesjien. Maar sukelao en geen chocola.
Bij uitgangen als -ie, -tie en -eau wordt de AN-spelling aangehouden. Dus: democraotie en geen demokraosie.

Glottislagen
Zogenaamde glottislagen (wegvallende medeklinkers middenin een woord, waar een plofje van de stembanden voor in de plaats komt) worden niet weergegeven. Er wordt dus bakker en geen ba'er, ie tikkende en geen ie ti'nde genoteerd.

Slot -n in werkwoorden en meervoudsvormen
Wanneer in werkwoorden en meervoudsvormen een -n wordt gehoord, wordt die ook weergegeven. Op de Zeeuwse eilanden wordt de voorafgaande e meest wel gehoord (zij het soms bijna stemloos) en dus ook gespeld: me lôpe naer 'uus, volgens mien is 't te lôpen.
In Zeeuws- Vlaanderen wordt die voorafgaande e niet gehoord en dus ook niet geschreven (roepn, stikn). De voorafgaande medeklinker wordt nooit verdubbeld (pakn en geen pakkn).
In oostelijk Zuid-Beveland vertonen de dialecten vergelijkbare kenmerken. Auteurs uit dat gebied kunnen op basis van hun eigen uitspraak zelf een keuze uit de twee bovenstaande basisregels (dus -en of -n) maken. Die keuze dient echter wel consequent te worden doorgevoerd.
 
 

Schriftelijke reacties op deze Zeêuwse Schriefwiezer worden op prijs gesteld. Verbeteringen en aanvullingen op basis van reacties worden voor een eventuele volgende versie altijd in overweging genomen. Copyright © maart 1999 Stichting Zuudwest 7, Ritthemsestraete 14, 4388 JR Oôst-Souburg.



 Nae boven/back to the top

 

 

Troubadour op den diek (fragment)

Troubadour op den diek
in de buld'rende wind
Op zoek nae je geliek
Dat a je toch nergens vindt

En intussen tikt de klokke an de muur
En intussen beuke de golven
Op de glooiing van 't leven
Wor elk ideaal bedolve
Bin me langzaem onderweg nae 't laeste uur

Peter Dieleman, dialect van 't Wulleminadurp
 
 
 
 

 


 

De Zeeuwse troubadours

Je zou ze moeten 'oôrn, de Zeeuwse troubadours
Udder ideeën bin ver'eevn, al is de taole soms wà boers
Wel, 'n Zeêuw dat is iemand, die a noôit om probleemn vraogt
Atter 'ier iets nie wil lukn, is 't de schuld van 't volk in den 'Aogt
Vroeger was 't vee beter, wordt er nog a een keêr gezegd
Toen was een boer een boer en een knecht bleef altied knecht

Mao, ze èn gin uutzicht op de wèreld, ze geven 'eêl erg weinig licht
In plaats van 'n boekje oopn, doen ze liever een oôgje dicht
Ze kaokeln ma deur, as 'oenders zonder kop
Over de jeugd van tegenwoordig, 'ouwn ze nie zòmaor op:
Die èn Nikes en spelcomputers, dat is 'n grof schandaol
Ze gaon noôit buutn spelen, 't zien lamstraoln allemaol

Maor mee die Nikes en die Nintendo's is iets aordigs moe je weetn
As de kinders ze nie koôpn, èn grôte mensn nie te eetn.

 

Ries de Vuyst, dialect van Bresjes
 
 
 

 

De doenkere zes weken


de merel was mae maetig bliee
veren òp en ieval liee
de grond vervroze en geên ripse
zou z'n tote laete ziee

maer as de wind de krunen bosselt
dan vloekt er vreêd die mee z'n veer
vo 't zicht zà zitte daeglijks meer
en de merel lacht een keer
om dien buisink in d'abêlen...

Jan Zwemer, Oostkapelle, uit: Momenten uut de Mantelienge, 1993