De lucht in het instrument wordt door blazen in trilling gebracht. De klankbron is dus de trillende luchtkolom. Naarmate de buis van het instrument langer en/of wijder is, klinkt een blaasinstrument lager.
Blaasinstrumenten behoren tot de zgn. aërofonen: aëro betekent lucht en foon betekent klank.

Blaasinstrumenten worden ingedeeld naar de manier waarop de lucht in trilling wordt gebracht.
Ze omvatten:

  • Fluiten
    Blaasinstrumenten met blaasgat (waarbij de lucht gaat trillen na tegen een scherpe rand te zijn geblazen) zijn bijv. dwarsfluit, piccolo en pansfluit. Een blokfluit en een scheidsrechtersfluitje hebben een fluitmondstuk met blaasgat.

  • Instrumenten met riet(blad)
    Blaasinstrumenten waarbij de lucht in trilling wordt gebracht door een enkel rietblad (bijv. klarinet en saxofoon) of een dubbel rietblad (bijv. hobo en fagot). Onder dit soort blaasinstrumenten vallen ook mondorgels en doedelzakken.

  • Instrumenten met mondstuk
    Blaasinstrumenten met een mondstuk, waarbij de lipspanning van de bespeler de luchttrilling maakt (bijv. trompet, trombone, tuba en hoorn)

Hieronder enkele voorbeelden van blaasinstrumenten. Voor meer informatie over het instrument, klik op het instrument.

 

 

 

Dwarsfluit

Klik hier voor het geluid van een dwarsfluit

De meeste dwarsfluiten zijn van metaal gemaakt, gewoonlijk zilver, maar ook van goud en zelfs platina.. Vroeger werden ze van hout gemaakt, vandaar dat ze ingedeeld zijn bij de houtblazers. De dwarsfluit wordt bespeeld door over het mondstuk heen te blazen. Zo ontstaat een toon.
"Dwars" duidt op de houding van de fluit tijdens het blazen.
Kleppen zorgen ervoor dat de gaten, die in de buis van het instrument zijn geboord, afgesloten kunnen worden. Door het indrukken of loslaten van deze kleppen, kun je op dit instrument verschillende tonen maken.
Het instrument heeft een warme, heldere klank. Naast de piccolo, is de dwarsfluit het enige instrument in het orkest dat op deze manier bespeeld wordt.

Houten fluiten werden al in de Middeleeuwen gebruikt, als militaire instrumenten. In het midden van de 19e eeuw heeft de dwarsfluit het uiterlijk gekregen die we nu kennen.

[boven]

 

Trompet

Trompet

Klik hier voor het geluid van een trompet

De trompet is één van de hoogst klinkende koperen blaasinstrumenten met een heldere toon.
Om geluid uit een trompet (en andere koperblazers) te krijgen is het niet voldoende om krachteloos door de buis te blazen, je moet de lucht juist met enige kracht door de buis persen met behulp van lipspanning. Het geluid van de trompet wordt dan geproduceerd door het vibreren van de lippen tegen het komvormige mondstuk.
Door het indrukken of loslaten van ventielen, kun je op dit instrument verschillende tonen maken. Deze ventielen zorgen ervoor dat de de buis van het instrument verkort (hogere tonen) of verlengd (lagere tonen) kan worden.
Voordat de trompet ventielen kreeg (19e eeuw) kon je maar een beperkt aantal tonen spelen op dit instrument. De tonen waren alleen hoog en werden bereikt door het veranderen van de lipspanning en de perskracht waarmee de lucht door de buis werd geblazen.

De ontwikkeling van de moderne trompet gaat terug over duizenden jaren. Vrijwel alle beschavingen hebben trompetten geproduceerd, gemaakt van ivoor, brons, zilver en koper, de vorm recht of gebogen. De meeste trompetten uit de oudheid waren recht of gebogen en hadden een lange, bijna cilindrische buis met een lichtelijk uitlopende beker.

Deze natuurtrompetten konden maar weinig verschillende tonen voortbrengen (alleen hoge tonen). Pas aan het begin van de 19e eeuw wordt de ventieltrompet uitgevonden. Daardoor is het aantal tonen die de trompet kan voortbrengen aanzienlijk uitgebreid. De trompet wordt dan een volwaardig melodie-instrument.

[boven]

Blokfluit

 

De blokfluit is een zgn. bekfluit. Bekfluiten zijn rechte fluiten waarin de lucht door het mondstuk wordt gericht tegen de scherpe rand van een gat. Dat gat zit in de blokfluit net onder het mondstuk.
De blokfluit is een echt houten instrument. De meeste houten blaasinstrumenten hebben wel metaal in het instrument zitten, de blokfluit helemaal niet.
In tegenstelling tot de andere houten blaasinstrumenten hebben de meeste blokfluiten geen kleppen. Alleen de grotere blokfluiten hebben een paar kleppen om de laagste tonen te kunnen spelen.
De blokfluit heeft z'n naam gekregen van het zgn. blokje dat in het mondstuk zit. Door dit blokje wordt de lucht gedwongen om door de kernspleet te gaan. Dan komt de lucht bij het labium. Daar gaat de lucht voor een deel naar buiten, de rest gaat trillen in het instrument, en er ontstaat geluid. Er zijn acht gaten om de toonhoogte te regelen, 7 aan de voorkant en 1 aan de achterkant (het duimgat). Het kan gebeuren dat een gat half bedekt moet worden. Om dat wat makkelijker te maken, worden er soms op één plaats 2 kleinere gaten vlak naast elkaar geboord. In plaats van een groot gat half te bedekken, wordt er 1 van de twee kleinere gaten bedekt. De klank van kleine blokfluiten is doordringend en hoog. De grotere blokfluiten geven een wat zachter geluid.

Blokfluiten zijn er al erg lang. In de oudheid kwam hij al voor in Egypte en Griekenland. In de Middeleeuwen zie je hem ook in Europa. Rond 1750 verdwijnt hij, en wordt z'n plaats ingenomen door de dwarsfluit. In de 20e eeuw zie je echter weer een opleving in het gebruik van het instrument.

[boven]

Hobo

De Hobo

Klik hier voor het geluid van een hobo

De hobo is de kleinste van de dubbelriet-instrumenten. Het is een houten blaas-instrument met een dubbel riet (vandaar de naam dubbelriet-instrument).
Om geluid uit het instrument te krijgen, moet je lucht door het riet blazen. Hierdoor breng je het riet in trilling. Kleppen zorgen ervoor dat de gaten, die in de buis van het instrument zijn geboord, afgesloten kunnen worden. Door het indrukken of loslaten van deze kleppen, kun je op dit instrument verschillende tonen maken.
Het instrument wordt vaak gebruikt bij droevige melodieën.

De hobo werd in de 17e eeuw ontwikkeld uit de schalmei, een dubbelriet-instrument dat in Europa reeds in de 13e eeuw bespeeld werd. In de 19e eeuw werd een kleppen-mechanisme aangebracht, daarvoor werd de hobo zonder kleppen bespeeld.

[boven]

Trombone

Klik hier voor het geluid van een trombone

De trombone is een koperen blaasinstrument. De buis van de trombone is vergeleken met de trompet langer, het mondstuk is groter en de beker is wijder. Het instrument kan daardoor lager spelen. 
Het woord trombone betekent "grote trompet". Het geluid wordt geproduceerd door het vibreren van de lippen van de speler tegen het mondstuk aan.
De verschillende tonen ontstaan door het in- en uitschuiven van de buis. Elke stand van de buis (er zijn er zeven) noemt men een positie. Het glijden van de ene naar de andere toon heet glissando.
Er bestaan ook ventieltrombones, die voor heel snelle passages gebruikt worden. 

De trombone verscheen voor het eerst op het toneel in Europa in de 15e eeuw (toen "sackbut" genoemd in het Engels) en heeft sindsdien zijn eenvoudige basismodel behouden.

[boven]

Panfluit

Panfluiten bestaan uit een serie buizen (elke buis is een fluit, gemaakt van bamboeriet).Ze hebben verschillende lengtes, en zijn samengebonden tot een bundel. De pijpen van een pansfluit hebben geen mondstuk, je moet tegen de rand van een pijp blazen, om een toon te maken.
De naam van de panfluit (ook wel syrinx genoemd), is afgeleid van de Griekse bosgod Pan die zo'n fluit bespeelde.
Panfluiten zijn veelgebruikte volksinstrumenten in Latijns-Amerika, China, Zuid-Oost Azië, Oceanië, en Europa - in het bijzonder Roemenië.

Pansfluiten werden wereldwijd gebruikt sinds de prehistorie en zijn nog steeds populair, met name in Zuid-Amerika.

[boven]

Orgel

Het orgel is één van de oudste instrumenten, dat ook tegenwoordig nog wordt bespeeld. In al z'n vormen bestaat het uit pijpen, hefbomen of toetsen en een luchtaanvoer. Zijn oorsprong gaat terug naar de eenvoudige pansfluit. 
Het orgel bestaat uit zeer veel pijpen (elke pijp is eigenlijk een fluit), van verschillende grootte, die ieder één toon kunnen produceren. Mechanische balgen zorgen ervoor dat lucht door de pijpen wordt geperst.
Een elektrische generator zorgt voor wind in de balg door middel van een ventilator. Met registerknoppen selecteert de speler een reeks pijpen. Als een toets of een pedaal wordt ingedrukt, gaat de lucht naar de gewenste pijpen.
De belangrijkste stadia in de ontwikkeling van het moderne orgel, spreiden zich uit over zo'n 2000 jaar en omvatten de invoering van de toetsen, het toevoegen van registers en de mechanisatie van de werking. De nieuwste ontwikkeling is het gebruik van elektriciteit om het mechanisme aan te drijven.

Het eerste orgel, was een soort waterorgel. Het werd uitgevonden omstreeks 250 B.C. en gebruikte een hydrolisch mechanisme om d.m.v. waterkracht, lucht door de pijpen te duwen. 
Het eerste orgel dat werkte d.m.v. samengeperste lucht, werd gemaakt in Byzantium (het huidige Istanbul in Turkije), omstreeks de 2e eeuw na Chr.

De kunst van het orgelbouwen, die door de oude Grieken en Romeinen werd ontwikkeld, werd doorgegeven aan de volkeren van het Midden-Oosten. Sinds de middeleeuwen bleef deze bijna exclusief tot Europa beperkt, en werd pas later tot de V.S uitgebreid.

[boven]

Hoorn

Klik hier voor het geluid van een hoorn

De hoorn is een koperen blaasinstrument waarvan de buis is opgerold in de vorm van een cirkel. De totale buislengte van het instrument is ongeveer 4 meter. Oorspronkelijk werd de hoorn gebruikt voor het geven van signalen, zoals bij de posthoorn en de jachthoorn. Zo'n signaalhoorn had geen ventielen. De hoorn die nu in het orkest gebruikt wordt heeft wél ventielen (bij de trompet vindt je meer informatie over het gebruik van ventielen). 
Het geluid wordt geproduceerd door het vibreren van de lippen van de speler tegen het trechtervormige mondstuk. Door het indrukken of loslaten van ventielen, kun je op dit instrument verschillende tonen maken. Deze ventielen zorgen ervoor dat de de buis van het instrument verkort (hogere tonen) of verlengd (lagere tonen) kan worden. 
De klank van de hoorn kan enigszins gedempt worden door de hand in de beker te houden.
De voorlopers van de moderne hoorn zijn.

Hoorns waren in Europa bekend sedert de oudheid. Het eenvoudigste type werd gemaakt van de hoorn van een dier. Ze werden op grote schaal gebruikt voor signalen en rituelen. In de Middeleeuwen werden ze veel gebruikt bij de jacht en bij militaire activiteiten.
Vanaf de 18e eeuw werden ze gebruikt in orkesten en in de 19e eeuw kreeg de hoorn ventielen.

[boven]

Tuba

De tuba is het grootste en dus het laagst klinkende koperen blaasinstrument. Door zijn enorme geluidsterkte speelt er maar één tuba mee in een symfonieorkest. De tuba wordt ook gebruikt in het fanfare-orkest.
Het geluid van de tuba wordt geproduceerd door het vibreren van de lippen tegen het komvormige mondstuk.
Door het indrukken of loslaten van ventielen, kun je op dit instrument verschillende tonen maken. Deze ventielen zorgen ervoor dat de de buis van het instrument verkort (hogere tonen) of verlengd (lagere tonen) kan worden.

De tuba werd omstreeks 1820 uitgevonden, maar kwam vóór 1850 weinig voor. Na deze tijd komt het instrument regelmatig voor in verschillende vormen en afmetingen.

[boven]

Fagot

Klik hier voor het geluid van een fagot

De fagot bestaat uit een houten buis die dubbelgeklapt is. Hierin zit een S-vormige metalen, buis waarop het dubbelriet wordt geplaatst. Het dubbelriet van de fagot is groter dan dat van de hobo. Zoals bij de andere houten blaasinstrumenten, zitten ook in de fagot gaten met daarboven een kleppenmechaniek.
Om geluid uit het instrument te krijgen, moet je net zoals bij de hobo, lucht door het riet blazen. Hierdoor breng je het riet in trilling. Zo ontstaat een toon.
Kleppen zorgen ervoor dat de gaten, die in de buis van het instrument zijn geboord, afgesloten kunnen worden. Door het indrukken of loslaten van deze kleppen, kun je op dit instrument verschillende tonen maken.
De naam fagot komt oorspronkelijk uit de Italiaanse taal (fagotto = bundel). Omdat het instrument een lengte heeft van bijna 3 meter, hebben de bouwers het dubbelgevouwen. Vandaar de naam bundel. 

De fagot is een bas-blaasinstrument, dat tijdens de 17e eeuw werd ontwikkeld uit de curtal (een dubbelriet, uit één stuk bestaand instrument uit de 16e eeuw). 
In de 19e eeuw werd de fagot verder verbeterd. Actief op dit gebied was onder meer Charles-Joseph Sax (1791-1865), die rond 1825 overdekte toongaten invoerde. Een belangrijke rol speelde ook Carl Almenräder (1786-1843). Hij gaf de fagot 15 kleppen en vergrootte het bereik tot bijna 4 octaven. Na zijn dood verfijnde zijn compagnon Johann Heckel (1812-1877) de fagot verder: in1843 kreeg hij 18 kleppen en een chromatisch bereik van meer dan 4 octaven. Door hun toedoen bereikte het instrument zijn huidige graad van perfectie.

[boven]

Klarinet

Klik hier voor het geluid van een klarinet

De klarinet is een houtblazer, gemaakt van Afrikaans hardhout of kunststof.
Aan de onderkant van het mondstuk zit een enkel stuk riet bevestigd d.m.v. een metalen band (de klarinet hoort bij de enkelriet-instrumenten). Om geluid uit de klarinet te krijgen moet je lucht persen tussen het riet en het mondstuk. Hierdoor breng je het riet in trilling en wordt een toon gemaakt.
Kleppen zorgen ervoor dat de gaten, die in de buis van het instrument zijn geboord, afgesloten kunnen worden. Door het indrukken of loslaten van deze kleppen, kun je op dit instrument verschillende tonen maken.
De klarinet wordt veel gebruikt in orkesten, de harmonie en binnen de jazzmuziek.

De klarinet is ontwikkeld vanaf het begin van de 18e eeuw.

[boven]

Accordeon

Klik hier voor het geluid van een accordeon

De accordeon is een draagbaar, door balgen aangeblazen instrument. Ze hebben toetsenborden aan beide uiteinden, die aan elkaar zijn gevoegd door een uitrekbare balg, waarmee de lucht over de rieten wordt gevoerd. Het model wat hieronder is afgebeeld is een piano-accordeon. Dit instrument heeft één pianotoetsenbord, waar de melodie op wordt gespeeld en één knoppentoetsenbord, waarmee de bassen en akkoorden worden gespeeld.
Een ander model is de knop-accordeon. Deze heeft aan beide zijden een knoppen-toetsenbord.
De accordeon is een veel gebruikt instrument in de volksmuziek.

De accordeon ontwikkelde zich uit het harmonium. In 1829 werd in Italië de eerste accordeon gemaakt, maar in 1911 kwam pas de eerste piano-accordeon op de markt.

[boven]

Tenorsaxofoon & Altsaxofoon

Klik hier voor het geluid van een saxofoon

Evenals bij de klarinet, is bij de saxofoon aan de onderkant van het mondstuk, een enkel stuk riet bevestigd d.m.v. een metalen band (de saxofoon hoort dan ook bij de enkelriet-instrumenten).
Om geluid uit de saxofoon te krijgen moet je lucht persen tussen het riet en het mondstuk. Hierdoor breng je het riet in trilling en wordt een toon gemaakt.
Kleppen zorgen ervoor dat de gaten, die in de buis van het instrument zijn geboord, afgesloten kunnen worden. Door het indrukken of loslaten van deze kleppen, kun je op dit instrument verschillende tonen maken.
Oorspronkelijk bestond de saxofoon-familie uit 14 leden. Tegenwoordig worden er nog maar 7 gemaakt.Deze 7 zijn, te beginnen met de kleinste: de sopranino, de sopraan, de alt, de tenor, de bariton, de bas, de contrabas.
Alleen de sopraan, de alt , de tenor en de bariton worden nog op grote schaal gebruikt.
De afbeelding hierboven is van een alt-saxofoon.
De saxofoon wordt veel gebruikt in orkesten, harmonie en fanfare en binnen de jazz- en popmuziek

De saxofoon werd omstreeks 1840 uitgevonden door Adolphe Sax, een Belgische instrumentbouwer, die in Parijs werkte.

[boven]