Methode
Alle
oude duiven worden gespeeld volgens het traditionele weduwschap. Soms
wordt er met een enkele jaarling-duivin tussen de jonge duiven op nest
gespeeld, zo was
in
2002 was de eerste duif op nationaal Dax een jaarling-duivin op een jong
van een week.
Met
duivinnen wordt tot dusverre niet gespeeld i.v.m. tijdgebrek; ook bij
het jonge duivenspel wordt hiermee al rekening gehouden doordat jonge
duivinnen óf helemaal niet worden opgeleerd en gespeeld óf voor de
vluchten al grotendeels zijn weggegeven, zodat er zoveel mogelijk ruimte
is voor de jonge doffers.
Alle
jaarling-doffers brengen in principe, na eind december te zijn
gekoppeld, een jong groot.
Veelal
betreft het hier verlegde eieren van de “kweekduiven”
Hetzelfde
geldt voor de duiven voor de kortere afstanden, welke rond 5 April
nogmaals worden herkoppeld voor een broed van vijf dagen.
De
oude doffers voor de overnacht broeden meestal slechts éénmaal voor
een periode van circa vijf dagen. Vaak vindt deze koppeling, waarbij ook
alle overnacht-jaarlingen weer meebroeden, plaats rond 20 April.
Veel
van de oudere weduwnaars hebben dus al jaren geen jongen geaasd omdat er
doorgaans ook nauwelijks late jongen worden gekweekt.
De
vroege jonge duiven worden meestal tot de eerste vlucht met twee nachten
mand ongescheiden gespeeld (zonder nesten) , waarna de geslachten worden
gescheiden en “op de deur” wordt gespeeld.
Van
een echte verbetering van de resultaten is dan nauwelijks sprake
(waarschijnlijk door het geringe aantal duivinnen dat in het hok
aanwezig is) maar het levert tijdwinst op doordat de jonge en oude
doffers samen kunnen worden uitgelaten.
Doorgaans
wordt er ook nog een aantal Mei-jongen gekweekt. Deze worden op de
navluchten opgeleerd en indien mogelijk ook nog op de laatste
midfondvlucht van het jonge duiven programma.
De vroege jongen worden 8 weken verduisterd, de Mei-jongen circa 6
weken.
Door de
benadering van het spel met oude en jonge duivinnen zal het duidelijk
zijn dat de navluchten hier moeten worden afgewerkt door de Mei-jongen
en een enkel vroeg jong welke later is teruggekomen of gekwetst is
geweest. Sporadisch wordt er nog een enkele oude doffer gespeeld.
Qua
verzorging wordt er naar gestreefd de zaken zo eenvoudig mogelijk te
houden, zo wordt er slechts éénmaal per dag gevoerd (’s avonds voor
de ouden, ’s morgens voor de jongen).
In
het verleden werden wel verzorgingsschema’s van fabrikanten gevolgd
maar tegenwoordig wordt er een sport van gemaakt alles zo simpel
mogelijk te houden. Voor de oude duiven betekent dit dat de
Plus-mengelingen worden gevoerd van een bekende voederleverancier,
aangevuld met grit en biergist.
Er
wordt geënt tegen paratyfus en paramixo en gekuurd tegen ’t geel.
Voor de vluchten wordt er een week gekuurd t.b.v. de luchtwegen.
De jonge duiven krijgen sinds kort de “A.S. – juniormengeling”
gevoerd, het water wordt verzuurd met gewone tafelazijn. Indien mogelijk
worden deze niet gekuurd.
Zowel
jonge als oude duiven vliegen slechts éénmaal per dag uit,
weduwduivinnen en kweekduiven nooit.
Oude
overnachtduiven krijgen ca. duizend invliegkilometers alvorens aan de
eerste overnachtvlucht te beginnen. Er wordt niet zoals veel fondspelers
doen pas vanaf begin mei begonnen met ’t invliegen, als ’t weer in
april goed is worden ze gespeeld, kwestie van ze niet in mei te moéten
gaan invliegen als ’t weer misschien wel minder goed is.
Jaarling-fondduiven
vliegen in principe de kortste overnachtvlucht en een enkeling
Bordeaux-ZLU. Als voorbereiding hierop vliegen deze meestal tenminste
één en vaak tweemaal dagfond.
Op
de kortste overnachtvlucht, meestal Bergerac, worden nooit oude duiven
gespeeld (ook al lijkt ’t door ’t hergebruik van oude ringen vaak
erop dat er toch oude duiven meegegeven zijn…..).
De
overige weduwnaars en de jonge duiven worden veelal wekelijks gespeeld,
na een zestal weken vindt hier een eerste zifting plaats en blijft een
deel voorgoed thuis.
Direct na de laatste navlucht vindt de eindselectie en de scheiding der
geslachten plaats en keert de rust tijdelijk terug op de hokken. |